Images de page
PDF
ePub

Componisten der Evang. Gezangen (I.; bl. 378). Uit een artikel in de Kerkelijke Courant van 17 Januarij 1851 blijkt, dat slechts één van de componisten der zeventien nieuwe zangwijzen bekend is; en tevens dat al de stukken betrekkelijk de handelingen der Commissie voor de genoemde Gezangen verloren geraakt zijn. Men uitte slechts den wensch, dat de overgebleven betrekkingen van den Predikant J. H. NIEUWOLD, te Warga, die vooral de muziek dezer gezangen bij de Commissie ter harte nam, alsnog ophelderingen mogten verschaffen.

X. X. X.

Taptoe (I.; bl. 378), heeft allerwaarschijnlijkst geene verandering van beteekenis ondergaan. Het woord staat in naauwe betrekking tot het Hoogduitsche Zapfenstreich (tappenstreep). In den Militär Conversations Lexicon, bearbeitet von mehreren Deutschen Officieren; redigirt und herausgegeben von HANNS EGGERT WILLEBALD VON DER LÜHE, Adorf, VerlagsBureau 1841, vindt men (Band VIII, Litt. Z) omtrent het woord Zapfenstreich nagenoeg het volgende:

Zapfenstreich is het 's avonds door de troepen gegeven teeken, waardoor aangeduid wordt dat de soldaten naar hunne kazerne of hun kwartier moeten terugkeeren. De naam Zapfenstreich is ontleend aan de oudDuitsche gewoonte, volgens welke de politiedienaren zich 's avonds op een bepaald uur in de tapperijën begaven, en over de tappen der vaatjes (waaruit destijds de bekers onmiddellijk voor de gasten gevuld plagten te worden) met krijt eene streep (streich) maakten, waarna er niets meer getapt worden mogt, en de gasten den terugtogt hadden aan te vangen. Dezelfde zaak nu die Zapfenstreich uitdrukt, wordt in 't Hollandsch door Taptoe te kennen gege

ven.

EEN SOLDAAT.

Taaleigen, bl. 593 en eindigen met de opmerking, dat, evenmin als onze SOLDAAT, een enkel dezer Beantwoorders iets vermelden kan nopens eene thans gewijzigde beteekenis van het uit vroegere tijden ons overgeleverde tap-toe.]

1100 Rhijnlandsche roeden van Amsterdam, Kostverloren Wetering (I.; bl. 379). Ruim aan de zesde bogt des Amstels, van de stad gerekend, in den Middelpolder, tusschen het groote en het kleine Loopveld, ('t welk doorgaans Kalfjeslaan geheeten, den Amstel met den Veendijk of Amstelveenschen weg vereenigt) stond reeds vóór den jare 1610 het lusthuis Kostverloren, dat zoowel door zijne hooge, dikke muren en ruime kamers, als wegens zijne hechtheid, groote ramen en gewelfde kelders, onder de vele buitenplaatsen aan den Amsteldijk uitmuntte, en bijzonder ook de aandacht trok door eenen welbeplanten hof, statig voorplein en sierlijke poort.

Tot den naam dezes huizes, Kostverloren, heeft de veengrond van deze streek aanleiding gegeven. Tijdens den eersten stichter (wie hij geweest is heb ik nergens kunnen uitvinden) werd dit buitenverblijf Amstelhof geheeten; dan de bodem gedurig zakkende onder den zwaren last van het gebouw, dwong eerlang den eigenaar tot steeds vernieuwde aanzienlijke onkosten ter instandhouding, en gaf alzoo, in vervolg van tijd, geboorte aan den eigenaardigen naam Kostverloren, die dus voor kosten verloren gebezigd werd.

Een felle brand vernielde bijkans dit geheele gebouw tusschen de jaren 1630 en 1680. Na deze ramp werd op een gedeelte van den ouden muur een nieuw huis gevestigd, 't welk den naam bekwam van Ruischenstein. Of dit, hetzij onder dezen of eenen anderen naam, nog in wezen is, ben ik niet in staat met zekerheid mede te deelen.

Waarom nu het water, 't welk dwars door den Middelpolder, van het groote Loopveld tot nabij de Wetering-Barrière van Amsterdam vloeijende, gemeenlijk de Wetering, of ook wel de Boerenwetering geheeten wordt, soms ook den naam draagt van Kostverloren Wete

[De vraag over tap-toe is ook door vijf andere Correspondenten behandeld, wier berigten in strekking niet verschillen van het antwoord onzes letterlievenden SOLDAATS. I. A. N. gedacht insgelijks het Zapfenstreich onzer oostelijke naburen. RUDOLPH, G. P. ROOS en P. E. VAN DER ZEE herinneren zeer te regt het oude tap voor de kraan van een vat, waarvan de sluiting alom in de herbergen met echt militair lako-ring, zal na al het verhaalde wel geen punt

nisme door het enkel woordje toe werd aangekondigd. Dus klinkt, zoo als P. E. VAN DER ZEE gezegd heeft, in dien trommelslag van 8 of 9 ure den waarden het verbod in de ooren,,,niet langer voor de soldaten te tappen" „, hen niet meer op de bierbank te houden", terwijl de zonen van MARS dan wel in de gestopte bron hunner verlustiging een krachtigen spoorslag vinden moeten tot gehoorzaamheid, en geen andere partij kunnen kiezen dan, hoe noode ook en als met weigerende schreden, hunne kwartieren weder op te zoeken.

Dat N. P. BIBLIOPHILUS tap tapperij of kroeg verklaard heeft, zal wel metaphorice geschied zijn, door verwisseling van de plaats eens bedrijfs met een voornaam werktuig tot diens uitoefening. Wij danken hem voor zijne verwijzing naar BILDERDIJK's Verkl. Geslachtlijst en naar HOEUFFT's Proeve van Bredaasch

van kwestie meer behoeven uit te maken.

B. H. J.

[Kostverloren's landerijen, zegt de Heer C.W. BRUINVIS, strekten zich uit van den Amstel tot aan den Veendijk of Amstelveenschen Weg, en werden dus in tweeën verdeeld door het water, 't welk ook van haar zijn naam ontvangen heeft. Als bron zijner met B. H. J.'s berigt overeenstemmende mededeeling vermeldt ons dezelfde Correspondent: J. LE LONG, Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche Oudheden, D. I. De vraag omtrent den naam Kostverloren heeft ook P. E. VAN DER ZEE een vrij uitvoerig opstel in de pen gegeven, 't welk echter, het onderwerp dier vraag ter zijde latende, nagenoeg uitsluitend is toegewijd aan het verhaal der twisten, bijna twee eeuwen lang tusschen Amsterdam en Haarlem gevoerd, nopens den Overtoom, sints diens aanleg, in spijt der Haar

lemmers, tuk op het behoud der vaart door het Spaarne, en daartoe een dam getrokken hebbende over de Watering, in veel latere dagen Kostverloren bijgenaamd, tot op het vergelijk tusschen Amsterdam en Leyden aan den eenen, en Haarlem aan den anderen kant, getroffen in 1606, door bewerking van 's Lands Advokaat JOAN VAN OLDENBARNEVELD, en van den Raadsheer in 't Hof van Holland KROMHOUT.]

Napoleon op Zuid-Beveland en te Gend (I.; bl. 379). De eerste anecdote, door den Heer G. P. ROOS medegedeeld, komt mij voor een opwarmsel te zijn van het gebeurde met den kanselier PETRUS PECKIUS, aan het hof van HENDRIK IV. Zie mijne Herinneringen uit het gebied der Geschiedenis, betrekkelijk de Nederlanden, bl. 21 en 22.

Bij de tweede anecdote, vroeger, toen ik in België woonde, meer dan eens mij verhaald, kan ik eene soortgelijke voegen, tijdens NAPOLEON'S verblijf in Holland, mij ter ooren gekomen. In eene onzer steden, zoo ik mij wel herinner 's Hertogenbosch, zou namelijk een varkensslagter een groot chassinet voor zijn. raam geplaatst hebben, waarop was afgebeeld een kolossale beuling, omgeven door eene menigte saucijsjes, met het volgende bijschrift:

Gelijk de beuling is onder de worsten, Zoo is NAPOLEON onder de Vorsten. Ik durf echter de historische waarheid, noch van deze, noch van de Gendsche anecdote verzekeren. A. J. v. D. AA.

[J. C. K., schoon op 't stuk dezer vertelsels even sceptisch als A. J. v. D. AA, gewaagt ook hij, van Europa's toestand in 1811, door éénen dikken en vele kleine worsten zinnelijk voorgesteld. Slechts dat hij dezen genialen trek geenszins een Bosscher, maar een Amsterdamschen spekslager toegeschreven heeft. Zijn getuige is ROORDA VAN EYSINGA, Verschillende Reizen, D. III., bl. 54 in de noot.]

Napoleon op Zuid-Beveland en te Gend. Aen de waerheid der anecdote: Les petits bouchers de Gand à NAPOLÉON le grand, valt niet te twijfelen.

Het feit gebeurde in 1803, toen de eerste Consul BONAPARTE te Gent werd ingehaeld. Onder de menigte nederduitsche, fransche, latijnsche en zelfs italiaensche opschriften, waermede Vlaenderen's hoofdstad vervuld was, werd het Chassinet-rijmtje voor het kleinvleeschhuis opgemerkt en op hooger bevel weggenomen. De autheur der fijne satyre was CORNELISSEN, later lid van het Nederlandsch Instituet en van de Brusselsche Akademie, en die gaern dezen trek van stoutheid uit zijn vroeger leven aenhaelde. Ook is daervan gewag gemaekt in de Notice sur E. N. CORNELISSEN, door QUETELET, te vinden in het Annuaire de l'Académie royale de Belgique; 1851, bl. 86. F. A. S.

Begraving zonder kist; Graauwe Zusters (I.; bl. 379). In de vraag aldus getiteld verlangt G. P. ROOS ook bescheid op eene andere:

› Wat waren graauwe zusters?" Het volgende strekke hem tot inlichting. De broeders en zusters der derde orde van den H. FRANCISCUS wijdden zich ook aan de verpleging van kranken. Zij droegen verschillende kleeding, sommigen wit met zwarte wielen, anderen zwart met witte wielen, sommigen heldergraauw of aschgraauw met witte en zwarte wielen, donkerblaauw of bruin met witte wielen en zwarte mantels. Het volk noemde de vrouwen graauwe zusters (soeurs grises) waarschijnlijk omdat de eersten harer orde in het grijs gekleed gingen. Zij legden plegtige geloften af en vormden congregaties, sommigen met, anderen zonder clausuur. In het geval dat zij eene congregatie vormden, stonden zij onder de Provincialen der eerste orde, terwijl de niet gecongregeerde Kloosters den Bisschoppen ondergeschikt waren. Men vond haar het meest in Boven-Italië, Zwitserland, Frankrijk, Nederland en Duitschland. Dr. RÖMER.

[A. & A. beantwoordt het eerste lid der vraag met de vermelding van zeker klooster aan den Rijn, 't welk een ruimen grafkelder bevatte, aan welks eene zijde van onder tot boven eene soort van ovens gemetseld was, waar de lijken op de rij af met eene plank ingeschoven, en vervolgens, als zij digtgemaakt waren, de naam en de sterfdag ingegrift plagten te worden. Omtrent de Graauwe Zusters verdraagt zijne opgaaf zich wel met die van Dr. RÖMER, en hij geeft ons buitendien de bijzonderheid, dat hare bruine kleeding (een tabbaard, schapulier met het beeld der heilige Maagd, mantel tot op de hielen afhangende, en daarbij een zwarte sluijer) ingevoerd werd bij zekere hervorming, die haar strengelijk van de wereld afsloot, nadat de gemeenschap daarmede een struikelblok bevonden was tegen de stipte vervulling harer gelofte van gehoorzaamheid, armoede en kuischheid. Hij verwijst ons voorts naar de Histoire des Ordres Monastiques etc. (Par. 1721.) T. VII, p. 301-305.

Niet slechts de verpleging der kranken, ook het bezoeken en vertroosten van gevangenen en andere

ongelukkigen, behoorde, gelijk V.D. N. te regt aanmerkt, tot den werk kring der Soeurs Grises of Graauwe Zusters, in de Nederlanden ook wel Zwarte Zusters gcheeten, naar het gewaad van die kleur, te gader met een witte hoofdkap door haar gedragen, waarbij zij ook nog hare zorg aan de zieken wijdende, de leden met een witten doek omwonden plagten te heb

ben. Wie lust heeft zulk eene zuster afgebeeld te aanschouwen, hij volge den wenk van V. D. N. en sla op PH. BONANI'S Verzeichniss der Geistl. Ord, und Person.

(Neurenb. 1724) Th. II. S. 76.

Eindelijk schrijft C. W. BRUINVIS, dat de nonnen vermaard als Graauwe Zusters, in zijne stad Alkmaar voormaals het Convent der H. MARIA van Nazareth bewoonden, 't welk insgelijks bekend is onder de namen: Jonge Bagijnen-Hof, Zusterhuis van S.MARIE, MARIA klooster, Jonge Hof en Lieve Vrouwe Hof.]

Vraagteckens.

Petrus Abresch. In het Godgeleerd Nederl., Biogr. Woordenboek van Nederl. Godgeleerden, door B. GLASIUS, 1ste afl., wordt van PETRUS ABRESCH gezegd, dat hij te Middelburg in 1735

[blocks in formation]

Geslachtwapens verlangd. Kan men ook de wapens opgeven der familiën: VAN ALTENA, CORSTIUS, VAN CUYCK, VAN LISSE, VAN DER MYE, VAN NYENRODE, VAN OS, PLANCIUS, VAN SEVENHOVEN? X. X.

Sierick Siersma. Is iemand in staat mij te berigten omtrent de afkomst en het wapen van SIERICK SIERSMA, geboren te Alkmaar, 7 Maart 1624, zoon van ...... SIERSMA, en MARIA VAN DER VEEN?

Hij was Notaris, gehuwd met JOSINA DE WAAL, dochter van MICHIEL DE WAAL, Burgemeester van Haarlem en CUNIERA VAN X. X.

BAERSDORP.

[blocks in formation]
[blocks in formation]

Ouders van Mevr. Johannes van de Water. JOHANNES VAN DE WATER, grootvader o. a. van Mr. JAN VAN DE WATER, Griffier van het Hof van Utrecht, en van ADRIANA VAN DE WATER, echtgenoot van Prof. P. VAN MUSSCHENBROEK, was getrouwd met ADRIANA LOBÉ, WILLEMS dochter. Wie kan mij den naam van hare moeder opgeven? C. & A.

Katzwijm. Van waar is deze uitdrukking af te leiden? C. G. B.

Petrus Nytthus. Onder de schoone schrijfen trek-lettervormen van vroegeren tijd zag en bewonderde ik vooral die van den uitmuntenden schoonschrijver PETRUS NYTTHUS, van 1783 tot 1790 Onderwijzer te Oostburg; daarna, volgens berigt, vertrokken naar ZuidBeveland, en vermoedelijk ook op dit eiland, of in Schouwen geboren. 's Mans bijzondere pennevruchten zijn overwaardig, dezen kunstenaar in vereerend aandenken te houden. DE NAVORSCHER kome mij te hulp, om iets van 's mans levensloop, vooral plaats en tijd zijner geboorte en sterfte op te sporen en in 't licht te stellen.

[ocr errors]

P. FRET.

[blocks in formation]
[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

Adriaan van Cronenburg, Zijn er nog schilderstukken bekend van ADRIAAN VAN CRONENBURG, uit een adellijk geslacht, dat reeds ten tijde van Graaf WILLEM IV bekend was, gesproten, en gewoond hebbende te Schagen in Noord-Holland, vanwaar hij later naar Friesland vertrok en door voorspraak zijner vrienden tot Secretaris van de Grietenij Tietjerksteradeel, omstreeks 1567, werd aangesteld? Zoo ja, waar bevinden zich die?

Bilderdijk's de Vloek". Bedriegt mijn geheugen mij niet, dan heb ik, jaren geleden, eens gehoord, dat deze vertelling, in BILDERDIJK'S Mengelpoëzij, II, 2de druk, bl. 179 voorkomende, niet oorspronkelijk, maar naar een weinig bekenden Hoogduitschen dichter, GOTTER, gevolgd zoude zijn. Er hangt mij zelfs in het hoofd, dat BILDERDIJK GOTTER'S Provisor ROBST in HILDEBRAND heeft veranderd. In het werk van den Heer PAN vind ik daaromtrent geene de minste aanwijzing, en even weinig in de talrijke opstellen over BILDERDIJK'S werken, in verschillende Tijd- Jan Franken. In het jaarboekje Zeeland, schriften verspreid. Aangenaam zou het mij voor 1852, zie ik in een stukje van den Heer dus zijn, daaromtrent eenige inlichting te DE WIND, dat JAN FRANKEN kinderloos is overontvangen, en zoo mogelijk GOTTER'S Gedich-leden, maar niets van zijn huwelijk. Ik meen ten eens ter leen te bekomen.

[blocks in formation]

H. VAN ROLLEMA,

echter gelezen of gehoord te hebben dat hij een Alkmaarsch meisje trouwde, dat bij Jonkvrouwe VAN MECHELEN (de minnares van den tegenstander zijns meesters!) diende. Wie weet hier meer van te zeggen?

Bestaat er ook een gedrukt portret van FRANKEN? Hij verdient het evenzeer als de getrouwe bediende van HUGO DE GROOT (door P. VELYN). Het plaatje in VONDEL's Palamedes is te slordig en onbeduidend om voor een portret te kunnen worden gehouden.

C. W. BRUINVIS.

Druipen. Van waar is de uitdrukking ontleend: hij is gedropen, gebezigd wanneer men onbekwaam wordt bevonden na een gehouden

[blocks in formation]

Zamengestelde woorden. Waarom schrijft men: laarzenmaker, klompenmaker, messenmaker, pottenbakker, schaatsenrijder, geitenhoeder, enz., in het meervoud en schoenmaker, geweermaker, steenbakker, paardrijder, schaapherder, enz., in het enkelvoud, en vervolgens: koekebakker, sterrewacht, enz., zonder n. Zoo ook: paardenstal, kippenhok, leeuwenhuid; doch integendeel: koestal, vogelkooi, tijgervel, enz., en eindelijk: vogelnest, ooijevaarsnest,spreeuwennest, enz. Welke regels heeft men hier te volgen, of hangt zulks alleen van de welluidendheid af?

A. J. L. LEMPE.

Groot-Gymnasiale disputen van Moscou. In de vorige eeuw werden de Disputen, aan het groot Gymnasium te Moscou gehouden, doorgaans prachtig in druk gegeven. 'Onder aan den titel staan gemeenlijk de Ketters in plaat verbeeld. In 't midden van dezen, ook de Paus, met zijn driedubbele kroon. Op hem volgt LUTHER, met grooten Poolschen rok en bonte muts, na hem CALVYN en zoo voorts. Men vraagt of dit thans nog plaats heeft, en ook of er zulke gedrukte Disputen hier te lande aanwezig zijn? R. E.

[ocr errors]

Franciscus Baldes en Magdalena Moons. Waar en wanneer is het huwelijk voltrokken tusschen den Spaanschen bevelhebber FRANCISCUS BALDES of VALDEZ en MAGDALENA MOENS of MOONS, bekend tijdens het beleg van Leyden in 1574?

Zijn er van beide eenige historische en genealogische aanteekeningen voorhanden, die een beter licht over die personen kunnen verspreiden, dan tot nog toe het geval is?

.. R. E. O. T. P. Q. M. V. D. Is het waar dat de » Oreste" van VOLTAIRE geteekend is met de letters: O. T. P. Q. M. V. D., zijnde de beginletters der woorden van een latijnschen versregel, waarvan een spotvogel maakte:

Oreste, triste pièce, que Monsieur VOLTAIRE donne"-? Zoo ja, in welke uitgave? G. P. ROOS.

Hieronymus Hirnius. HIERONYMUS HIRNIUS, Predikant bij de Evang. Luth. Gemeente te Rotterdam, gestorven aldaar in 't laatst van Maart 1648, heeft in 1629 te Leyden, bij JoRIS ABRAHAMSZ VAN DER MARSE, laten drukken: Raet ende Bedencken sommiger Lutherschen Hoogd. Leeraers, van 't vrije en middelmatige gebruik I. van tweederley Biecht &c. II. van't broodbreeken ende in de hand geeven &c. Ook was hij vermoedelijk de schrijver van een' Hoogduitschen Katechismus, iets vroeger of later te Rotterdam uitgegeven, en vermeld in de Bijdragen tot de Geschiedenis der Evang. Luthersche Kerk in de Nederlanden, I., bl. 46. Aan de dragers van zijn lijk werd een ovale zilveren begrafenispenning uitgereikt, waarvan het opschrift aan de keerzijde aanving met de woorden: Gerust Int Midden van de Baeren. Is ook een der Heeren Navorschersin 't bezit van een dezer stukken, of kan hij mij daarvan ten minsten aanwijzing doen?

[blocks in formation]

Ivoorvretende larven. Er is welligt geen Entomoloog, die niet weet dat sommige larven heur voedsel vinden in de hardste houtsoorten: in guajakhout, kokosnoten, enz., ja zelfs in hoornen van verschillende dieren. Zoo bezit ik een ivoren dominospel, waarvan dubbele blank voorzien is van zeer langwerpige holen. Ik heb mij overtuigd, dat zij tot verblijfplaatsen hadden gestrekt van larven, doordien in eenigen nog rudimenten van 't geknaagde en gekaauwde ivoor aanwezig waren. Nu wilde ik zeer gaarne weten, of er hier te lande ook (inheemsche) insekten bekend zijn, waarvan de larven zich in ivoor verpoppen? Met de meêdeeling der namen zal men verpligten

EEN ENTOMOLOOG.

« PrécédentContinuer »