Images de page
PDF
ePub

octrooi omme voor den tyd van 5 jaeren alleen in de Vereenichde Nederlanden te maken ofte doen maken allerley porceleynen, by hem geinventeert, die de schilderie ende aerde tamelyck gelyck formich sullen syn de porceleynen, comende uyt wyde vreemde Landen". Het ware te wenschen, dat eenmaal alle dergelijke octrooijen in druk konden worden uitgegeven. Zij zijn op het Rijks-Archief te 's Hage voorhanden.

[ocr errors]

ELSEVIER.

[De Heer J. SCHREUDER zond ons eene korte geschiedenis van het porceleinmaken sints den fabeltijd der Chinesche en Japansche historie tot op den bloei der Saksische fabrieken. Geen woord echter van onze Vaderlandsche nijverheid in dit vak, of het moest de algemeene opmerking zijn dat, toen de zamenstelling en behandeling van het porcelein in 1701 door den Alchimist J. F. BATTICHER waren uitgevonden, Saksen niet alleen, maar benevens Engeland en Frankrijk ook Nederland zich op de oefening dezer kunst begon toe te leggen. Voor de kennis der gemelde industrie verwijst ons de Heer SCHREUDER naar de Volledige beschrijving van alle Ambachten, Handwerken, enz. St. IV.; YPEIJ, Chemie, Dl. II.; bl. 77.; BEUCKMANN, Techn., S. 358.; ROSSIG, Techn., S. 387.; FUNKE, Naturgesch. u. Techn., B. III., S. 401.

Ten slotte doen wij opmerken, dat na al wat men geleverd heeft, de vraag nopens het vroeger bestaan eener porceleinfabriek te Arnhem, nog onbeantwoord gebleven is.]

Andries Schraver (II.; bl. 150). De Ingenieur ANDRIES SCHRAVER is overleden den 17den Julij 1827, zooals mij bij het bijeenbrengen van het artikel Brouwershaven, voor het Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden,uit die stad berigt is, en op dat artikel in gezegd Woordenboek te lezen staat.

A. J. VAN DER AA.

Andries Schraver. B. zal in de sterfregisters der gemeente te Neuzen zich kunnen overtuigen, dat de Ingenieur ANDRIES SCHRAVER aldaar den 17den Junij 1827, en diens tweede vrouw, SARA DE VOS, den 19den April 1828 overleden is. 's Mans eerste gade was MARIA

[merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small]

Mr. J. T. VAN DER VOORT, in Wodana, Museum voor Nederduitsche Oudheidkunde, uitgegeven door J. W. WOLF, Gent, ANNOOT-BRAECKMAN, 1843, bl. 215, 216.

-

is on

Nieuwe kleederen met Paschen (II.; bl. 150). Het feest der opstanding van CHRISTUS werd van ouds als 't beeld der opstanding uit de zonde- als het beeld der begrafenis van den ouden, en der opstanding van den nieuwen mensch-aangemerkt, die naar God geschapen is in ware geregtigheid en heiligheid (Col.III: 1 vlg). Van daar, dat het Paaschfeest-vooral in de Westersche Kerk en na de Kerkvergadering te Macon in Gallië (585) — ook bestemd werd tot de bediening des doops aan de catechumenen, welke bediening door vele plegtigheden werd vooraf gegaan en gevolgd, die alle symbolen waren, dat de gedoopte het rijk der ongeregtigheid vaarwel zeggen, en zich geheel aan CHRISTUS verbinden moest hoorde ook, dat de doopelingen een wit ge(Rom. VI: 4; Col. II: 12). Onder deze bewaad van linnen, het mystische kleed of het kleed van CHRISTUS genoemd, ontvingen, en zij, die het droegen, heetten de in het wit gekleeden, de sneeuw witte kudde of het blanke leger. » Van zeker", zegt de Hoogl. W. MOLL. » Waarwaar het gebruik zijn oorsprong nam, schijnlijk werd het ontleend aan de, bij de oude volken zoo algemeene, gewoonte om bij bijzondere gelegenheden witte kleederen te dragen als een teeken van vreugde. Bij de overgave van dit kleed deed men deze of soortgelijke toespraak: »» Ontvang dit witte bezoedeling voor den regterstoel van onzen en onbesmette gewaad, en draag het zonder Heere JEZUS CHRISTUS, opdat gij het eeuwige leven hebt, Amen"". Het was een welgekozen symbool van de verpligting der gedoopten >> om altijd in reinheid te wandelen"", en werd in de Westersche Kerk gedurende acht dagen door hen gedragen". Ik verwijs ONDERZOEKER verder naar w. MOLL, Gesch. van het Kerkel. Leven der Christenen gedurende de zes eerste eeuwen, II.; bl. 189 volg., 382 volg., alsmede naar Gedenkwaardigheden uit de Gesch. van het Christ. Leven door Dr. A. NEANDER, uit het Hoogd. vert. door V. F. J. BOONACKER, I.; bl. 343 volg.

Hoogst waarschijnlijk is 't gebruik om zich met Paschen witte kleederen aan te schaffen ook doorgegaan tot de oudere gemeente-leden, daar toch ook voor hen het feest der opstanding het beeld der reiniging des harten was, en heeft het zich eindelijk alleen bepaald tot nieuwe kleederen. 't Gebruik om witte kleederen bij 't afleggen der geloofsbelijdenis aan te doen, is in de Roomsch-Katholieke Kerk bij de vrouwelijke sekse nog in zwang. Opmerkelijk is 't, dat zij, die met Paschen er het meest op uit zijn zich in nieuwe kleederen te

wen mensch aandoen.

H. MOHRMANN.

[Omtrent Groot-Brittannië antwoordt JOHN BRAND (Observations on the Popular Antiquities of Great Britain, London: H. G. BOHN, 1848; Vol. I., p. 165):

tooijen, over 't algemeen het minst den nieu- | Evang. Gezangen vertaald zijn overgenomen, en tevens aanwijzen, onder welke volgnommers en titels, deze, zoowel in de vroegere als in de latere editiën der gemelde Duitsche Kerkelijke Gezangboeken, voorkomen, zoo mogelijk, met bijgevoegde opgaaf van hunne vervaardigers?

Iedereen moet op Paaschdag iets nieuws aanhebben of hij zal in 't aangevangen jaar niet gelukkig zijn. Een ander volksbijgeloof wil, dat, zoo aan deze voorwaarde niet voldaan zij, de vogelen iemands kleederen waarschijnlijk zullen bederven. Hierop wordt gezinspeeld in Poor Robin:

,,At Easter let your clothes be new,
Or else be sure you will it rue."

Zoo spreekt ook de Heer BARNES, de dichter van
Dorsetshire, als volgt:

[ocr errors][merged small]

104.

Vraagteckens.

Liederen ten grondslag aan Evangelische Gezangen. Bijzonder zal men mij verpligten met de aanwijzing, in welke werken de Liederen te vinden zijn, welke ten grondslage gelegd werden voor de navolgende Evang. Gezangen: Gez. 86 naar JOHANNA PETRONELLA DRIJFHOUT; Gez. 49, 56 en 71 naar JAN HINLOPEN; Gez. 170 naar JAN JORDENS; Gez. 24 naar JOANNES PETRUS KLEYN; Gez. 183 naar ANNA MARIA MOENS; Gez. 182 naar WILLEM DE ROO; Gez. 19 en 162 naar BERNARDUS VAN WEEMEN; Gez. 4 naar AMBROSIUS JUSTUS ZUBLI, Gez. 91, 116, 139, 142 en 148

naar HERMANUS ADRIANUS BRUINING.

B.

105. Duitsche Hervormde en Luthersche Gezangboeken. Wie zou mij naauwkeurig kunnen opgeven van al de kerkelijke gezangboeken, zoowel in de vorige eeuw als thans nog, bij de Herv. en Luth. gemeenten van Duitschland in gebruik, met vermelding van het getal Liederen in elk Gezangboek aanwezig?

B.

106. Gezangen door Abraham Rutgers. Daar het uit de vroeger medegedeelde Naamlijsten van de Dichters der Evang. Gez. gebleken is, hoe wij verscheidene dezer Gezangen aan ABBAHIAM RUTGERS te danken hebben, zoo wenschte ik wel te weten, of er van dezen Dichter reeds eene verzameling van Kerkgezangen het licht zag, waaruit men eenige geschikte Liederen voor ons Evang. Gezangboek heeft gekozen, gelijk zulks plaats had ten opzigte van V. ALPHEN, V. D. BERG, FEITH en anderen; zoo ja, hoe luidt dan de titel van dat werk?

B.

107.- Bremer en Kleefsche Gezangboeken. Wie kan mij eenige bijzonderheden mededeelen, aangaande de Bremer en Kleefsche Gezangboeken, waaruit verscheidene onzer

[ocr errors]

B.

108. De Poolsche Vlakte. Een Iersch schrijver, de oude overlevering eener doorbraak in de Zwarte zee door den Bosporus Thracius als waar aannemende, beweert, dat vóór dien tijd de opgehoopte wateren een' uitweg moeten gevonden hebben naar de Oostzee, en dus den grooten stroom, den Oceanus van HOMERUS en andere Grieksche dichters, gevormd hebben. De mogelijke waarheid van deze stelling hangt van de hoogte der groote Poolsche vlakte af. Wie kan deze bepalen?

[merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small]

111. Het Domesday book. Bekend is het, dat Hertog WILLEM van Normandië, op het laatst zijns levens, voor Engeland het zoogenaamde Domesday book liet vervaardigen. Dit boek bevatte voor dien tijd zeer belangrijke statistieke opgaven van alle gronden des koningrijks, van hunne pachters, waarde, opbrengst, bevolking, enz. Bestaat dit boek nog, of, zoo niet, welk Engelsch geschiedschrijver van lateren tijd geeft naauwkeurige berigten desaangaande, of ook wel den geheelen of gedeeltelijken inhoud? In hoeverre is het eene navolging te noemen der Capitularia van KAREL den Groote ? P. N.

[blocks in formation]
[blocks in formation]

C. W. BRUINVIS.

115. Joachim Murat als biljart-jongen. Onlangs las ik in het maandwerk Europa eene geschiedenis, getiteld: de drie Splinters, waarvan de hoofdpersoon eerst als billardjongen, (die door een der spelers met de queue geslagen zijnde, zich op hem wreekt, door hem twee malen uit gevaar te redden en hem ten laatste het meisje zijner keuze doet huwen, en hem bij elke gelegenheid een der van de queue afgesprongen splinters doet toekomen) en op het einde des verhaals als JOACHIM MURAT I, koning van Napels wordt voorgesteld.

Kan men mij ook mededeelen of dit een feit of slechts een fictie is van den schrijver? en is de graaf BOLLIEU een geschiedkundig persoon? voerde deze drie splinters in zijn wapen? H. W. K.

[blocks in formation]
[blocks in formation]
[ocr errors]

HENRY.

119. Alkatyven. Onder de geschenken door 't eerste Nederl. gezantschap van Batavia aan den Grooten Tartarischen Cham (keizer van China) in 1655 afgezonden, namelijk de twee kooplieden, PIETER DE GOYER en JAKOB DE KEIZER, met een gevolg van 14 personen, vindt men in de Beschrijving daarvan door JOAN NIEUHOF, uitgegeven door diens broeder HENDRIK, (Amsterd. 1675 fol.) onder andere (bl. 162) vermeld Alkatyven, heel schoon en groot, die bij zijne keizerlijke Majesteit zonderling aangenaam waren. Bij de vermelding der schenkaadjen, die de gezanten met zich namen (bl. 27), komen geen Alkatyven voor. Behoorden zij nu onder de stukgoederen of onder de vreemde rarigheden; waren zij een Nederlandsch of vreemd voortbrengsel of fabrikaat? J. M.

[blocks in formation]

121.- Spreekwijzen. Door de mand vallen". De vele spreekwijzen reeds in DE NAVORSCHER in 't regte licht gezet, en de niet minder talrijke waaromtrent inlichting wordt gevraagd, doen mij een antwoord uitlokken op den oorsprong van: Door de mand vallen, in plaats van schuld bekennen. J. M.

122. Speelrijmen. Groene granen, Witte zwanen". De schooljeugd te Ede zingt, bij het spelen van een eigenaardig krijgertje, op eentoonige wijs:

Groene granen,

Witte zwanen,

Wie wil er mee naar Engeland varen? Engeland is gesloten,

De sleutel is gebroken,

Daar is geen eene smid in 't land,
Die den sleutel maken kan;

Ga daar dan. (bis.)

Is dit een beteekenlooze dreun of zou het rijm aan den een of anderen toestand des vaderlands in betrekking tot Engeland zijn oorB.....s. sprong verschuldigd zijn?

123. Cardinaal Enckevoort. Gasthuis te Mierlo. »Op den 26sten April 1651 werdt benoemd tot rentmeester van het hospitaal of

[blocks in formation]

124.- 't Haarlemsche Wapen. Hoe is de bijzonderheid te verklaren dat de leeuwen, die tenants van het Haarlemsche wapen zijn, den staart om het been krullen als klimop, in stede van hem uit den oorsprong onmiddellijk hemelwaarts te verheffen?

Is dit een luim van den teekenaar geweest of heraldieke spitsvindigheid?

Het wordt tijd die zaken op te klaren. Want het hindert een lezer van den Opregte, daarin zulke kronkelende zaken te ontmoeten.

p: q: 125. - Filtreermachines. Dood water. Waren de filtreermachines reeds vroeg in Amsterdam gebruikelijk? En is het waar dat het doorgezegen water met regt dood water" kan geheeten worden?

[blocks in formation]
[merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

135. Romein de Hooghe. Wat mag wel de reden zijn, dat de Regtsgeleerde en Graveur ROMEIN DE HOOGHE altijd met dezen voornaam voluit genoemd wordt? Blijkt het ergens uit, dat hij zijn voornaam voluit plagt te schrijven, even als in onze dagen NICOLAAS BEETS? B.

136.-J. A. Comenius. Deze geleerde, uit Boheme gevlugt, leefde gedurende een reeks van jaren in ons land, waar hij zich door de uitgave van verschillende werken grooten naam verwierf. Hij stierf te Amsterdam, den 25sten November 1670, volgens anderen in 1671, of den 15den October 1672, en werd te Naarden begraven. Gaarne zouden wij weten, of van dien geleerde ook eenige melding wordt gemaakt in de stedelijke of kerkelijke Archieven? of er ook iets zekers is te ontdekken van zijn sterfdag en van een gedenkteeken, dat op zijn graf zou zijn opgerigt? of er bij zijn overlijden of later ook levensberigten van hem in onze taal zijn verschenen? M.

[ocr errors]
[blocks in formation]

Aanteekeningen.

129

't Komt altijd in de goede week.

verschrikt, neemt een mes, omse op te nemen alsoose deselvige met haer handen niet dorst

Halsketting uit de lucht gevallen te Amster- oprapen, loopt in Huys en roept haer Buurdam, 14 October 1653.

"WARE AFBEELDINGE Van het ghene hier 't Amsterdam, op Dinghsdagh zynde den 14 October, op een klaer en held're

voormiddagh aen de Lucht gesien is. De huyden daeghse ervarentheydt leert ons genoegh de verbastertheydt, van het teghenwoordighe Menschelycke gheslacht, in het wegh werpen en voor fabelen houdende, al het ghene ons van den bestierder van het Al, door tekenen in de Lucht vertoont wordt; wat Eden de Visschers van Maaslandts Sluys (*) over het gesicht, van haer gesien, gedaen hebbe, is by veele noch wel in geheugeninghe, maer wort echter maer voor een fabel en versieringe ghehouden van Mensche, ende in de wint geslagen, niet konnende gelooven dat God sules aen d'een of d'and're geringh Persoon alleenigh maer soude willen openbare, lieve Menscheslaet u ooghen maer op de Euangely bladeren, ghy sult sien dat hy syn verschyninghe voor de Wyse en Machtighe des Werelts heeft verborghen gehouden, en heeft het aen zyn mind're geopenbaert: Hier vertoont zich de kracht Gods wederom niet aen meenighte van Mensche, noch aen die in hoogheyt gestelt zyn, maer aen een Plaet-drucker die dikwyls tot mynent, als ick hem van doen heb kom wercken, dewelcke op Woensdagh zynde den 15 October (ick niet wel te pas zynde) my verhaelde, als dat hem op Dinghsdagh een wonderlick Gesichte in syn Huys was voorghevallen, ten 10 uren voor de middagh op syn plaets staende, hebbende Papier genet voor JAN JANSZ. inde Paskaert op 't Waeter, nae de lucht siende openbaerde hem uiteen Wolcke een stercke Hollandsche vrouw, met een Lubbe en een klaer blinckende keten om haer hals hebbende, waer schuyn tegen over een Star recht in 't Noorden stont, die na haer Hals of keten toe straelde, waer tegen dat se scheen haer aen te kanten, doch de Star door haer vlammighe strale dede dat dese keten, die heel heerlick blonck, haer van den hals afraeckte, neer vallende gaet de Drucker nae binnen en roept syn Wijf, omdat se dit wonder mee deelachtigh soude wesen, doch alsoose woorden met malkander gehadt hadden en wouse niet, maar riep: »'t is nutter dat ghy nae uw werk toe gaet, als daer op de Plaets te staen en kycken", Hy gaende te werck komt de vrouw onghevaer een half uur geleden synde, op de plaets om een Potje te halen, niet meer denckende op het Gesicht dat haer man haer vertelt hadt, sietse een uytermaten glinst'rende keten voor haer voeten leggen, wort

(*) Vgl. DE NAVORSCHER II.; bl. 249; Bijblad, bl. xliii, xliv. Aanm. v. h. Bestuur. D. III.

vrouw, synde een Timmermans vrouw, die komt benede en isser mede in verwondert, voor deur daer mee gaende latense die aen de Buren daer rontom sien, als aen de Backersvrouw en verscheyde and're die mede als voren daer in verwondert en verbaest stonde, een van haer seyde sy soude het te pronck hanghen, want het blonck alsoo schoon als een Robyn of Diamant soude konnen doen, en is van fatsoen als een Barende Steen, anderhalf vierendeel groot, een ander Buurvrouw zeyden, doetse in een rooden lap, en ghy sult bevinden datse schoonder sal worden 't welck sy dede, en het op de Druck-pars legghende, komt haer Man 't Huys sonder hiervan yets te weten, roeptse Man nu syn wy al ons leven ryck genoegh ick heb een schoone ketingh ghevonden, hy vraeghde waer sy was, in de roode lap die hy reuckeloos afruckte, soo dat de keten op d'Aerde quam te vallen en aen verscheyde stucken brack, yeder van de Buren badt om een stuckje daer van tot een ghedachtenisse te hebben, en my dit soo vertellende, ben ick mee soo veer ghekomen, dat ick een stuckje van acht of negen schakeltjens bequam, die ick terstond aen myn Buurman en verscheyde and're Liefhebbers vertoonde, waer onder and're geweest zyn de HeerJACOBBORCHGRAEF en een voorneme Raetsheer, en niemant konde sien hoe dat de schakeltjens aen malkander konde vast houden, dan alsoo het een schepsel 't gheen de Lucht voort geteelt heeft, en door onachtsaemheyt aen 't vuur ghehouden is, verdwynt het van dagh tot dagh, en kan by my tot noch toe gesien worden; doch hebbe hetselvighe soo haest ick het ghekreghen hebbe laten afteekenen tot een eeuwighe memorie: wat d'uytlegginghe hier van is, is Godt die een Heer der wonderen is, alleen bekent. Dus veer heb ick het waerde Leser niet alleen uyt de mondt van dese Druckers knecht noch Vrouw, maer van de gheheele Buurt, die de keten met haer ooghen aen-geschouwt en met haer handen aenghetast hebbe ghehoort, se blonck, alse eerst uyt de Lucht ghebooren en in 't doncker was als klaer schynende Starre, soo dat de liefde die ick tot myn mede Burgers draegh, my geprickelt hebben om dit selvige door den druck haer ghemeen te maecken, en spreecke met de reden, des Engels, Tobias 12; »Want het is goedt dat men de verborghentheyd des Koninghs bedeckt hout; Maer het is heerlick dat men de wercken Godes openbaert". Leest dan aendachthighe lesers, en oordeelt niet voor Ghy het selver ghesien en ghehoort hebt, die 't dan gelieft te sien en te hooren, kan het in de Thuyn dwars-struet vernemen, by CORNELIS KARELSZ. Plaetdrucker. Vaert wel.

17

« PrécédentContinuer »