twijfel WILLIAM KILLEGREW, die, volgens WAGENAAR, Vaderl. Hist., XII.; bl. 476, in het jaar 1659 het bevel had over veertig vendelen landsoldaten, geplaatst op de vloot van DE RUITER, tot hulp der Deenen uitgezonden. In de Brieven van en aan Johan de Witt, VI.; bl. 295, 296, 379 en 380, wordt als zoodanig ook van hem melding gemaakt, terwijl hij onder den naam van Overste KILLEGRE, in de Hollantze Mercurius van het jaar 1659 voorkomt, alwaar aan zijne dapperheid bij de landing der Nederlandsche krijgsbenden, even als aan die van BUAT, bl. 147, groote lof wordt toegezwaaid. Al verder vinden wij bij L. VAN AITZEMA, Historie of Verhael van Staet en Oorlogh, (4o. uitgave) IX.; bl. 404, 405, de instructie voor Kolonel WILLEM KILLEGREW, daarbij als Kommandant der landtroepen genoemd, terwijl in datzelfde deel, bl. 535, een brief van hem gevonden wordt, behelzende een relaas van het gebeurde met zijne troepen in het gevecht. Ook bij den naauwkeurigen AITZEMA, t. a. p., bl. 524, wordt van den Ritmeester BUAT eervol melding gemaakt. drag van den Kolonel KILLEGREW in den be- Boerhave (II.; bl. 59). BOERHAVE was een waar Godsvereerder, die aan de grondwaarheden van het Christendom niet twijfelde, en Uit het bovenstaande vermeenen wij te modit door zijnen wandel bevestigde. Maar op J. C. K.'s tweede vraag kan ik niets antgen besluiten, dat én het verhaal van BRANDT, betreffende de dapperheid van BUAT (ook door woorden, daar ik de verlangde werken niet bezit: alleen zal ik opgeven wat ik,in de Le-én het medegedeelde omtrent het moedig geAITZEMA in de Holl. Mercurius niet verzwegen) vensbeschr. van eenige voorname Ned. Mannen en Vrouwen, II.; bl. 146, van BOERHAVE'S eigen werk vind aangeteekend. Zijne Institutiones Medicae en Aphorismi drongen zelfs in Turkijë door, waar ze een Mufti in het Arabisch overbragt. De Heer ALBERT SCHULTENS, Hoogleeraar in de Oostersche talen, meldt dan ook, in zijne Lijkrede, welke hij op verzoek van de Leydsche Universiteit over zijnen ambtgenoot gehouden heeft, niet slechts dat de gemelde twee schriften door den Mufti zelven fraai en zinrijk in de Arabische, taal overgezet, en te Konstantinopel gedrukt zijn," maar vervolgt ook: » voor vijf jaren heb ik eenige stukken dezer vertaling, uit Konstantinopel den Heere BOERHAVE toegezonden, getoetst, en bevonden getrouwelijk met het oorspronkelijke over een te komen." J. SCHREUDER. [Dit is iets over BOERHAVE, maar dit is het begeerde niet. Men vergelijke de vraag van den Heer J.C.K.] Kolonel Cyligry [Killigrew?] (II.; bl. 59). De Kolonel KILLEGREUW, door BRANDT, Leven van de Ruyter, bl. 196 vermeld, is zonder (*) Euchologion. In notis ad Ordinat. Sacri Ministe-, rii, not. I. Parisiis 1647. (†) Liber Pontificalis Eccl. Græcæ Observ. VII. Parisiis 1676. (§) De Eccl. Occid. et Orient. L. III. c. 15. Coloniæ 1648. JOH. HENR. HOTTINGERUS, fraudis convictus C. XIII. Romæ 1661. Of bovengenoemde WILLIAM KILLEGREW een afstammeling geweest is van HENDRIK bl. 156 en 270 in 1586 door LEICESTER tot lid KILLEGREI, die volgens WAGENAAR, VIII.; en in 1588 namens hem, zijne akte van afstand der Kamer van geldmiddelen werd aangesteld beslissen, maar ook evenmin in twijfel trekken. aan de Staten overleverde, durven wij niet ben WILLIAM, THOMAS en HENRY KILLIGREW, Tot dit geslacht kunnen ook behoord hebalsmede ANNA, MARGARETHA en CATHARINA het 10de deel, bl. 294, van de Biographie UniKILLIGREW, die als vermaarde Engelschen in verselle genoemd zijn. LEGENDO ET SCRIBENDO. Gedenkpenning op de uitvinding van de Boekdrukkunst (II.; bl. 60). Er bestaat geen gedenkpenning op het tweede eeuwgetijde der Boekdrukkunst in 1640, dat, naar ik met zekerheid meen te kunnen zeggen, niet feestelijk gevierd is. De bedoelde penning, met het opschrift: [Ook V. D. W. verwijst ons naar het Derde Stuk van 't Vervolg op VAN LOON, alwaar, bl. 142, onder No. CXLV, de bovengemelde penning wordt beschreven als volgt: Voorzijde. De stad Haarlem, onder de gedaante van eene deftige vrouw, met eene muurkroon op het hoofd. Zij zit op eenen prachtigen zetel en houdt in de linkerhand den burgemeesterlijken bondel, waarvan drie gebogen slangen, het teeken van drie eeuwen, afhangen. Zij offert met de regterhand op een altaar, waartegen het schip van Damiate is afgebeeld. Achter haar ziet men een palmboom, waaraan het wapenschild der stad in het midden, en ter wederzijden die van de toen regerende Burgemeesteren, P.IETER V.AN D.ER CAMER, Mr. J.AN V.AN DYCK, Mr. A.NTHONIE V.AN STYRUM en Mr. C.ORNELIS A.SCANIUS V.AN SYPESTEYN. Op den voorgrond vertoonen zich de zinnebeelden der voornaamste zaken binnen Haarlem en hare omstreken, als de linnen- en waschbleekerijen, koophandel, linnengarens, weverij, bloemen, de jagt enz., waarbij zich verscheidene geniën, als gevleugelde kindertjes,bezig houden. Een derzelve zit voor een opengeslagen boek, dat tegen het altaar rust, en waarop gelezen wordt, SPIEGEL ONSER BEHOUDENISSE. In het verschiet de stad Haarlem benevens het Sparen. Om den rand: MEMORIE SACRUM. TER GEDACHTENISSE GEWIJD. HARLEMUM MDCCXL. HAARLEM 1740. Hooger de naam des Makers: M.ARTINUS HOLTZHEY FECIT. Keerzijde. Het Haarlemmer hout, waarin LAURENS JANSZOON KOSTER op den voorgrond zit. Om den rand van zijn kleed, leest men zijnen naam. In zijne regterhand houdt hij eene drukletter en schijnt te spreken met MINERVA, die zich voor hem op de wolken vertoond [sic], en hem met haar licht bestraald [sic]. Aan de andere zijde op den voorgrond is eene Drukpers, benevens de daartoe behoorende gereedschappen en verscheidene geniussen, bezig met de drukkunst. Onder aan: TYPOGRAPHIA HIC PRIMUM INVENTA M.ARTINUS H.OLTZHEY. De familie Back, Backx, Bacx of Bax (II.; bl. 60). PAULUS en MARCELIS BAX waren twee broeders, die, als bevelhebbers der ruiterij onder Prins MAURITS, niet » eenigen naam hadden", maar door hunne dappere daden zich den grootsten roem verwierven, en het vaderland vele diensten bewezen. Zij verdienen met vele van hunne tijdgenooten, wier namen thans naauwelijks meer bekend zijn, een opzettelijk en naauwkeurig onderzoek. komt voor, ADRIANA BAX, dochter van JOHAN, Heer van Asten in Braband, weduwe zonder kinderen van JAN VAN ARKEL, Heer van Heu kelom en Waardenburg. Zij trad in tweede huwelijk met WOLFERT VAN BREDERODE, die bij haar twee kinderen won, en in 1548 overleed. In de Beleghering der Stadt Oostende, door FLEMING, leest men (bl. 12), dat de Kolonel Jonkheer JOHAN VAN HUCHTENBROEK, die in dat beleg sneuvelde, broeder was van MARIA VAN HUCHTENBROEK, gehuwd met Jonkheer JOHAN BAX, te dien tijde slotvoogd van Heusden, welke zijnen zwager aanraadde, zich in den krijg te begeven, en, op het voetspoor zijns vaders, het vaderland met de wapenen te verdedigen. Hij diende eerst onder zijn. zwager, en werd vervolgens, nog zeer jong, Kornet bij zijn zwagersbroeder, PAULUS BAX. Deze JOHAN BAX, slotvoogd van Heusden, was in 1584 bij de begrafenis van Prins WILLEM I, en geleidde het achtste paard. Er zijn dus drie broeders BAX geweest: PAULUS, MARCELIS en JOHAN, hetgeen aan KOK onbekend was, die niet wist, of JOHAN een zoon van een hunner geweest was, en omtrent hun geslacht niets mededeelt. In den Staat van Oorlog, A°. 1621, leest men: » ELISABETH JOACHIMS, Wed. van den Ritm". PAULS BACX, 't siaers VI & ten lijve van Jo1.JACOB VAN BACX, ANNA CONSTANTINA, ende ELISABETH BACX, elcx een vierde part. in PAULUS BAX is bevelhebber van Bergen op Zoom geweest, en moet, volgens KOK, 1606 overleden zijn, toen zijn broeder MARCELIS, op zijn verzoek, in zijne plaats aangesteld werd. Beiden werden in de Hervormde kerk aldaar begraven, doch van hun grafteeken, hetwelk bij de belegering van 1747 vernield werd, is niets meer te zien. Het grafboek der kerk geeft, omtrent hen, ook geen licht. Men leest er bl.305: » N°.39, Kelder 3. Den Heer Gouverneur MARCHILIS BAX, de serk en wert niet geligt." Echter is op den ingang des grafkelders eene andere zerk gelegd, toen er een Regeringslid in 1810 of 1811 in begraven werd [!!]; waardoor het wapen van BAX aldaar niet meer gevonden wordt. C. K. [Over de drie krijgsbevelhebbers PAULUS, MARCELIS en JOHAN BACX of BAX, verwijst V. D. N. naar FLEMING, Beleg van Oostende, KOK, Vad. Woordenb., J. KONING, Gesch. v. h. Slot te Muiden, doch vooral naar J. BASELIUS, Historisch Verhaal der Exploiten v. Oorlogh onder Paul en Marsel Bar, Breda 1615; in 4o. Dit werkje is zeer zeldzaam," zegt hij, maar moet op de Koninkl. Bibliotheek te's Hage voorhanden zijn. Het titelblad er van staat in eene symbolische plaat, De familie BAX schijnt uit Braband afkom- op welke de fraaije afbeeldsels van PAULUS en MARCEstig. In Le Théâtre de la Noblesse du Brabant, LIS BAX te paard, met hun familie wapen, de aandacht 1705, vindt men: >> BACK et BACX, famille verdienen, volgens opgave van den Heer HERMANS, in zijn Geschiedk. Mengelwerk, II.; bl. 24, te 's Bosch originaire de la Campine." 1841, en waardoor alzoo de vergelijking van het waCampine of Campenhout is een baljuwschappen mogelijk is. Op de Wapenkaart der Aanzienlijken tusschen Brussel en Mechelen. Bij FERWERDA van Holland, Westvriesland, in de Vermeerdering, komt het wapen van BAX voor, drie flesschen met dubbelde buiken, van sinopel (groen) op een gouden veld: en op de Wapenkaart van Zeeland, het wapen van BACX, zijnde een zilveren veld, hebbende en chef keel (rood), beladen met een leeuw van zilver, welk laatste denkelijk dat van de drie krijgsoversten zal geweest zijn, die zich, blijkens een nog voorhanden brief, schreven BACX. Dit geslacht van BACX of BACK was afkomstig uit dat van DE HERTOGHE in Braband, waarover de bijzonderheden te vinden zijn in l'Histoire de Cambray et Cambresis, pag. 1039.] De familie Back, Backx, Bacx of Bax. Uit eene Resolutie der Staten van Holland van den 7den Dec. 1581 (bl. 622-23) blijkt, dat Jonkh. JAN Of JOHAN BAX, geen Engelschman, maar wel een Brabander van geboorte was; want aldaar wordt uitdrukkelijk vermeld, dat hij, als Brabander van geboorte, tot het Kasteleinschap van Heusden niet mogt worden benoemd. Hij leefde nog in 1619. Immers op den 20sten November van dat jaar, wendde hij zich bij rekweste tot Prins MAURITS, gelijk blijkt uit de Resol. der Staten-Generaal, 20 Nov. 1619. Zyne Excel. presenteert ende recommandeert, zeecker requeste van den gewesen Ritmeester JOHAN BAX, desen Landen langen tyt gedient hebbende, ten eynde by haer Ho. Mo. daerop favorabelyck soude worden gedisponeert." D Eodem, 28 Nov. 1619. Is gelesen het advis by den Raedt van State geformeert den 27 deses, opte requeste van Joncker JOHAN BAX, houdende alsoo haerE. nyet en konden bevinden, dat sulcke diensten, als in de voors. requeste staen verhaelt van ouer soo lange jaeren geschiet, die jegenwoordige generaliteyt der provincien is raeckende, maer wel de voorgaende regieringe ende andere provincien; dat haerE. daerouer bedunckt, dat het van te zwaeren gevolge syn zoude enz."!! (Misschien is het verzoek nog voorhanden op 's Rijks Archief.) Na den dood van PAUL BAX, die in 1576 op eigene kosten den Lande had gediend, werd zijn broeder Jonkh. MARCELIS BAX in zijne plaats tot bevelhebber van Bergen-op-Zoom benoemd. MARCELIS BAX was gehuwd, en verzocht den 19den Januarij 1612 aan de Staten van Holland, om als getuigen te willen staan over den doop van zijnen zoon; waarop besloten werd (bl. 6) dat men van den dagh geadverteert wesende, deselve sal doen waernemen, mits hy lette op het wintersaysoene, ende de empechement die hetselve soude mogen medebrengen, gewenschende hem daer en tusschen alle goedt geluck met den jongen geboren, die Godt Almachtich t'synder eeren > ende 't gemeene Lands dienste wil laten op» wassen." Die zoon werd den 12den Feb. 1612 te Bergen-op-Zoom gedoopt, waartoe door de Staten gecommitteerd werden de Heeren D OBDAM, ROBRECHT EEUWOUTS en SCHILPEROORT, in last hebbende, een geschenk van p. m. f 600 als pillegift aan te bieden. De bibliotheek der Maatsch. van Nederl. D. III. Letterkunde te Leyden, bezit over die twee broeders PAUL en MARCELIS BAX een lezens waardig werkje in-4°., getiteld: HistorischVerhael, inhoudende sekere notabele_explooten van Oorloge in de Nederlanden, sedert het oprechten van de Companien der Heere Gouverneurs en Ritmeesteren vā PAULUS ende MARCELIS BAX (ten deele beschreven door JACOBUM BASELIUM). Tot Breda by ISAAC SCHILDERS, Ao. 1615. Dit werk was door JACOBUS BASELIUS, Predikant te Bergen-op-Zoom, geschreven; doch na diens dood door zijne kinderen uitgegeven en aan de Staten-Generaal en Prins MAURITS opgedragen. Op het titelblad ziet men die twee broeders in volle wapenrusting te paard afgebeeld, alsmede hun zeer zamengesteld wapen, ook de 3 flesschen (?). Ik weet niet, of er nog eene afbeelding bestaat van hun voormalig grafteeken, in eene der kerken van Bergen-op-Zoom opgerigt. Na het hier medegedeelde komt het mij voor, dat de vraag omgekeerd, en er gevraagd moet worden: met welk regt heeft de Dordtsche familie BAX het wapen gevoerd van PAUL en MARCELIS BAX? Doch met de beantwoording daarvan laat ik mij liefst niet in, en zoude in allen gevalle de voorkeur geven om de filiatie te bepalen door middel van testamenten, boedelscheidingen en opdragtbrieven; want dan komt men historisch tot de waarheid. In eene acte, den 18den September 1638 te Utrecht voor den Notaris H. RUYSCH gepasseerd, worden genoemd Jhr. ALBERT JOHAN BAX, Kapt. Jhr. WILLEM MAURITS BAX Rit meester en PHILIP MARCELIS BAX. Behalve die acte, bezit ik nog andere stukken van eene familie, BACX, BAECK, BACK enz. Te Middelburg woonde in 1602 LAURENT BAX, die met verscheidene andere kooplieden dier stad, den 2den Nov. 1602, aan de StatenGeneraal verzochten om, met het schip de Son, handel te mogen drijven op de kusten van Afrika. Ook te Amsterdam woonde eene familie BAX, blijkens een huwelijk, aldaar den 5den Nov. 1626 gesloten, tusschen ADRIAAN BAX, steenkooper (zoon van JAN LUBBERTS), oud 27 jaar, en TRIJNTGE HUYBERTS, weduwe van WILLEM ARENTSZ. Nog woonde er in 1633 te Utrecht PHILIPS BAX, en te Berchem bij Antwerpen, ANNA BACX, dochter van JACQUES BACX, die op den 31sten October 1633 te Utrecht eene acte passeerden voor den Notaris WILLEM BRECHT, betreffende de erfenis van ROELANT VAN ASBROUCK en TANNEKEN BACX, te Berchem overleden. Ook vindt men melding gemaakt in de Resolutiën der Staten van Holland, dato 30 Mei 1595 (bl. 187), van GODEFRIDUS BACXIUS, Predikant bij Gorinchem, die, wegens hoogen ouderdom, een pensioen van ƒ 200 's jaars genoot. 8 [Naar opgave van A.& A., vindt men onder de genealogische aanteekeningen van het geslacht HUYGHENS, dat CHRISTIAAN JANSZ. BACKX, in de vierde generatie gesproten uit GHYSBRECHT BACKX, alias MOERMANS, ,,gecomen uit den verdroncke weert", - gehuwd was met Jonckvr. LUCIA BACK, gesproten uit Heer BERTHOLT BACK, Ridder ten jare 1300, wien het ridderlijk huis Back-Berthouts behoorde,,, tusschen Oosterwijk ende Tilborch". -Van een en ander heeft JAN BACX, Rentmeester over de Baronie van Breda, naar Dordrecht gevlugt zijnde, schriftelijk aanteekening gehou den den 22sten Julij 1581, en tevens het wapen opgegeven, te weten: een zilveren veld, met een chef van keel, waarop een gaande zilveren leeuw. Maar de leeuw van BACK heeft eene gouden kroon en gouden klaauwen, 't welk aan dien van BACKX niet toekomt. Uit het bovengenoemde huwelijk van CHRISTIAAN JANSZ. BACKX en LUCIA BACK is geboren GEERTRUID BACKX, Grootmoeder van CONSTANTIJN HUYGHENS. En MAURITS HUYGHENS schreef met eigen hand, 10 Aug. 1631:,, Er zyn nog anderen van den naam BAX, als in 's Hertogenbosch, welke ook een ander wapen voeren, te weten: drie gouden flesschen met dubbele buiken op sabel. Sommigen menen, dat het al één huis is, en geven reden van die verandering in het wapen. Wat er van zy; deze BAXEN in den Bosch hebben met myn vader zaliger en met ons huis altyd groote vriendschap gehouden, en ook maegschap willen rekenen, met name de Heeren Ritmeesters JAN, PAULUS en MARCELIS BAX; BACK EN BACKX vindt men beiden onder de regeringsleden van Breda." De Heer VAN EMDE te Nymegen berigt, dat de drie flesschen werkelijk ook in het wapen van JAN, PAULUS en MARCELIS BACK voorkomen; en dat de Dordsche familie van dien naam wel voorgaf van de drie genoemde krijgsbevelhebbers af te stammen, maar zulks geenszins heeft kunnen bewijzen. Hij verklaart voorts in bezit te zijn van handschriften en van het wapen der gemelde krijgsoversten; dat hij, in het belang der geschiedenis, sedert eene reeks van jaren zich heeft bezig gehouden, met alles na te vorschen, wat slechts op de BACXEN betrekking kan hebben; en bereid is, wanneer J. B. R-p van hem meer wenscht te weten, den vrager zulks mede te deelen. - De Heer R. A. VAN ZUYLEN JR. te 's Hertogenbosch meldt, dat PAULUS en MARCELIS BACX of BAX uit die stad herkomstig zijn, alwaar hunne familie reeds in 1400 onder de aanzienlijkste behoorde; dat hij hunne geslachtlijst van dien tijd af bezit, en ook reeds van hunne kinderen veel heeft opgeteekend, maar echter nog vele bijzonderheden mist, om eene volledige geschiedenis van hun en hun geslacht zamen te stellen, weshalve hij allen, die over de BACXEN iets wetenswaardigs kunnen mededeelen, vriendelijk uitnoodigt, hem daarmede bekend te willen maken. In hoeverre de Dordsche familie BACX in betrekking staat tot die van 's Hertogenbosch, betuigt de Heer VAN ZUYLEN Voor alsnog niet te kunnen oplossen; dit zal dan eerst mogelijk zijn, wanneer hij in staat gesteld wordt de familie-aanteekeningen der eerstgenoemde met die, welke in zijn bezit zijn, te vergelijken. Het wapen van het geslacht BACX te 's Hertogenbosch was oorspronkelijk drie groene werpgranaten [?] op een gouden veld, later drie gouden werpgranaten op een zwart veld (nagenoeg den vorm hebbende van gouden flesschen met dubbele buiken). Dit wapen is nog later geëcarteleerd en gecantonneerd. Van de beweerde Engelsche afkomst der familie BACX > De Lutherschen (te St. Petersburg) schynen toen (in 1705), hoewel de minsten in getal, op eenen eigenen Predikant te zyn geset geweest; welken hun Z. Excel. den Heer CRUYS, Vice-Admiraal des RussenRyks, ook verschafte. Bekend is het, dat die Heer geboren was te Stavanger, eene schoone havenstad aan de baai van Bergen, in het zuidelyk deel van Noorwegen, waar een Bisdom is. Daar is hy geboren (§) den 14den Junij 1657. Eerst was hy Equipagiemeester te Amsterdam in het jaar 1697. Maar toen Keizer PETER I. in Holland was in 1698, is hy als Vice-Admiraal in Kroondienst overgegaan. Deze nu was een voorstander byzonder der Luthersche ge meente. Nog in Hollandsche dienst zynde, huwde hy met CATHARIENA VOOGD, eene Hollandsche dame, die in het jaar 1718 twee fraaije zilveren rond geschelpte collecte-schalen aan de Gereformeerden vereerde, staande van binnen de familiewapens gegraveerd, en rondom de naam van Hare Excellentie. Toen die Admiraal in 1704 te Amsterdam was, lokte hy nog meer brave soldaten en andere personen naar hier en bragt met zich (*) Ons is bekend geweest Ds. DIRK BAX, Predikant te Zutphen, geboortig van Rotterdam, alwaar hij voor eenige jaren op eene treurige wijze het leven verloor. Eenige dichtstukjes, uit zijne pen gevloeid, werden na zijn dood in het licht gegeven. Aanm. v. h. Bestuur. (†) In Amsterdam is op den 16den Aug. 1647 in den echt getreden: CORNELIS VAN DER CRUYSEN, van Amsterdam, oud 27 j., wonende op de O. Z. Voorburgwal, geassisteert met HAESJE SYMONS, ter eenre-met ELISABETH OOMS, van Amsterdam, oud 21 jaren, woont op de Coningsgracht, [zie DE NAVORSCHER, II. ; bl. 23] geassisteert met haer vader JAN OOM CLAESZ.' (§) Uit eenen Hollandschen vader maar Noordsche moeder, beiden onbekend. Zie, over de Afdalende linie van CORN. CRUYS, SCHELTEMA, IV.; bl. 289. een Predikant (WILLEM) TOLLE, van Göttingen, als Leeraar voor de Lutherschen. Deze aanvaardde zyn' dienst in Augustus van dat jaar, in huis van den Vice-Admiraal, tot dat dezelve in het jaar 1708 eene houten kerk liet bouwen op zynen grooten hof. En als de Hollanders en Duitschers de godsdienst moesten bywonen, liet hy eene witte vlag met een blaauw kruis tot een teeken waaijen."—(Zijne gemalin stierf in 1742. Hij overleed in Rusland den 14den Junij 1727, terwijl zijn lijk in eene der Amsterdamsche kerken werd bijgezet.) ..ELSEVIER. [De Heer J. L. KARSSEBOOM, te Rotterdam in 1812, dus meldt ons een geheimzinnige berigtgever was van moeder's kant een afstammeling van den beroemden CRUYS en had, nopens hem, veel belangrijks opgeteekend.] [V.D.N.merkt op, dat noch SCHELTEMA, in zijn Anna en Maria Tesselschade Roemer, bl. 28, noch de Heer SCHOTEL, in zijn Avondstonden, bl. 52 en 102, in staat geweest zijn om den regtmatigen wensch naar bijzonderheden over de te weinig bekende FRANSKE VAN DOYEM te vervullen; de laatstgenoemde zegt alleen, dat zij gebloeid heeft in het jaar 1643 en bepaalt zich overigens bij 't vermelden van hetgeen door BEVERWYCK is opgeteekend. WITSEN GEYSBEEK, DE VRIES en VAN DER AA lieten haar stilzwijgende voorbijgaan.] Rockites (II.; bl. 61). De verovering van Ierland door de Engelschen, de gruwzame onderdrukkingen des volks door verbeurdverklaring van vele duizende morgen lands: het opleggen van zware lasten, en het wegrooven van bijna alle burgerlijke regten en vrijheden, hadden bij de Ieren haat en verbittering opgewekt. Te zwak om zich van het juk te bevrijden, hetgeen zij dikwijls te vergeefs beproefden, en waardoor zij hun lot slechts nog ellendiger maakten, waren er reeds vroeg onder hen geheime genootschappen, eene soort van veemgerigten, ontstaan, welker leden zich door vreeselijke eeden verbonden, wraak te nemen op de grondbezitters en de geestelijken der gevestigde kerk, welke de pachters verdreven, die te arm waren om hun pachtgeld of de tienden te betalen, en op de getuigen, die hen voor de regtbanken durfden beschuldigen. Zij droegen verschillende namen: Ribbonmen (bandmannen), Whiteboys (witte jongens, wegens het witte hemd, dat zij bij hunne strafuitvoeringen droegen) enz. Tusschen 1820 en 1824 waren zij vooral ge ducht. De proclamatiën en bevelen, welke van hen uitgingen, waren toen geteekend: » Kapitein ROCK", waarschijnlijk een verdicht persoon, en van daar de naam van Rockites, dien men hun gaf. Vele plattelandbewoners namen zulk eenen Rockite als Sauvegarde bij zich in dienst, en hierop doelt de aangehaalde plaats van P. R. M. te L. P. L. G. [Naar de getuigenis van een Engelschman, door P. M. te R. medegedeeld, was deze kapitein ROCK lichting begeert over de Rockites, wordt hem ter lezing geen verdicht persoon. - Zoo P. R. M. te L. meer inaanbevolen de schoone allegorie,getiteld: The Memoirs of Captain ROCK, the celebrated Irish Chieftain, with some account of his ancestors. Written by himself, 5th. Ed.,London,Printed for LONGMAN, HURST,REES,ORME, BROWN and GREEN, 1824.-A. N. Z. gist, zonderling genoeg, dat in het woord Rockites tusschen de c en de k eene k is uitgevallen, en men dus lezen moest Rockkites (rots-wouwen of kiekendieven!] Henry Isaac (II.; bl. 86); Pierre Issac. Van eenen HENRY ISAAC is mij niets bekend, doch het belang dat H.T.E.in het onderwerp schijnt te stellen, doet mij wederkeerig vragen: kan de naam ISAAC OOK ISSAC zijn? In dat geval wilde ik doen opmerken, dat zekere PIERRE ISSAC eene bediening bekleedde aan het Stadhouderlijk hof van Koning WILLEM III. Die ISSAC moet Intendant, of iets dergelijks, geweest zijn. Blijkens een' eigenhandigen brief van hem, van den 30sten Julij 1681, uit 's Hage, moest hij destijds naar Engeland vertrekken: estant obligé de partir dans la suite de S. A. pour Angleterre. Mogt H. T. S. op dien brief prijs stellen, dan is hij, op nadere aanvrage, te zijner beschikking. ―d. [Te regt is hier op d. onzer vaderen spreuk van toepassing: „Die geeft wat hij heeft,Is waard dat hij leeft." En evenwel moeten wij de vraag over den geheimzinnigen HENRY ISAAC, den Hollandschen handelaar in diamanten, voor onopgelost houden.] » Lieve! zouden wij bedillen" (II.; bl. 87). » Waar toch het dichtstukje te vinden, waarvan een der coupletten begint: ,,Lieve! zouden wij bedillen 's Hoogsten vaderlijk bestel?" enz.-?" In antwoord kan het volgende strekken: Dit dichtstukje komt niet in druk voor, maar gaat, tegelijk met meer anderen van dezelfde hand, hier en daar in handschrift rond. De eerwaarde vervaardiger, een der Predikanten van de Nederl. Herv. Kerk, wiens naam ik geene vrijheid heb te noemen, zoude aan vele zijner landgenooten niet weinig genoegen verschaffen, door deze verzen met meer anderen, die nog in zijn portefeuille mogten sluimeren, het licht te doen zien, om zoo, niet alleen door zijne voortreffelijke leerredenen, maar ook door zijne poëzy te stich W. A.D. ten. |