Images de page
PDF
ePub

Zuiver in de algemeene christelijke Kerk, welke, onder verschillende benaming en bedeeling, in aard en wezen altijd dezelfde is geweest 1. De godsdienst der Aartsvaders en der Israëliten 2, welke van die der christenen, vóór en na de hervorming, in graad van ontwikkeling verschilt, is in aard en wezen daarmede gelijk.

De menigvuldige dwaalbegrippen en ketterijen ontstonden uit de verduistering der geopenbaarde waarheden door de verkeerde inzigten en driften van den afgevallen mensch. Het goede dat in die secten waargenomen werd, was gevolg van hetgeen daarin christelijks overgebleven was; de werking van het licht, dat door de nevelen drong.

De natuurlijke, de heidensche, de mahomedaansche, de deïstische godsdienst zijn uit de geopenbaarde ontstaan.

Men beweert dat de mensch, uit zich zelven, kennis aan een Eeuwig Wezen en aan zijne betrekking op God gehad heeft; zoodat het Christendom aanvulling en toevoegsel dezer ongenoegzame, maar niet geringe kundigheden was. Dit beweeren is te antihistorisch om nog opzettelijk te worden wederlegd: de mensch heeft zijne begrippen omtrent God van zijne voorvaders of van God ontvangen, geenszins uitgevonden door eigen vernuft. Men beweert dat hij, aan zich zelven overgelaten, hoofdwaarheden van godsdienst en zedekunde zou hebben ontdekt. Vijandschap tegen God, ziedaar de natuurlijke godsdienst eener bedorven natuur. Het aanschouwen van hetgeen de mensch, waar God zich zijner niet gedurig aantrok, zelfs met het licht der Openbaring, is geworden, laat gissen wat hij, zonder dat licht, had kunnen zijn. De waarheden welke men gewoon is tot de natuurlijke godsdienst te brengen, worden door de rede bevestigd; de zoogenaamde natuurlijke godsdienst is redelijk, niet uit de rede ontleend. Hoeveel,

1

دو

De heilige algemeene christelijke Kerk is geweest van den beginne der ,,wereld af, en zal zijn tot den einde toe; als daaruit blijkt, dat Christus ,,een eeuwig Koning is, dewelke zonder onderdanen niet zijn kan." Art. XXVII der Ned. Geref. Belijdenis. ,, Il n'est pas étrange qu'on se con,,serve en pliant; mais que cette religion se soit toujours maintenue et in,,flexible, cela est divin." Pascal.

دو

دو

2, Les vrais Chrétiens et les vrais Juifs n'ont qu'une même religion." Pascal. - ,, Der an und für sich dunkle Mond des Alten Testaments hat sein „Licht allein von der Gnadensonne des Evangeliums." Marheinecke. De Israëliet zag op den Heiland die komen zou; de Christen ziet op den Heiland die gekomen is en wederkomen zal.

zegt men, was ook aan de wijsgeeren der oudheid bekend! voorzeker; maar deze gronddenkbeelden waren uit het traditionele geloof overgenomen; hun hoogste wijsheid heeft hierin bestaan dat zij het goud der oorspronkelijk geopenbaarde waarheid somtijds van het schuim der volksbijgeloovigheden en priestervonden wisten te ontdoen 1.

Godsdienst is traditioneel. Het denkbeeld van God zou bij den ruwen natuurmensch, gelijk de valsche wijsbegeerte dien voorstelt, nooit opgekomen zijn. Wij zien zulks in de volken, bij wie de kennis aan God bijna verloren is geraakt; zij gaan, zonder hoogere hulp, niet weder vooruit. Er zijn godsdiensten uit vrees, dankbaarheid, bewondering, staatkunde ontstaan; in zoo ver de oorspronkelijke godsdienst aldus in nieuwen vorm is overgebragt en bedorven; de oorsprong zelve zou te vergeefs hij den mensch worden gezocht. Het is als met de taal. Verscheidenheid van talen is er; de taal, de spraak zelve is overgeleverd en geopenbaard 2. De eenheid der godsdiensten is noodwendig gevolg der eenheid van God en der eenheid van het menschengeslacht. Wat de Bijbel hieromtrent leert, wordt door de geschiedenis gestaafd; de stamboom, de genealogie der godsdiensten zou volledig worden getoond, indien er niet aan de reeks der historische bewijzen, door het verloren gaan van gedenkteekenen, menige schakel ontbrak. Zelfs in het fetichisme is het een overgebleven vonk van echte

• Zoo is het b. v. met Gods eenheid, met de onsterfelijkheid der ziel. Wijttenbach heeft dit in zijne verhandelingen over die onderwerpen miskend; overal wil hij den mensch, door de voortreffelijkheid zijner natuur, tot de kennis aan die waarheden doen geraken. Ruimschoots de verwijten van domheid en onverstand uitdeelende aan elk die in heidensche wijsgeeren invloed van mozaïsche of evangelische schriften erkent, vergeet of ontwijkt hij de vraag waar het op aankomt: niet of die wijsgeeren eenig deel der H. Schrift hebben gezien, maar of hun kennis, door overlevering, uit dezelfde oorspronkelijke Openbaring voortgekomen is, waarvan de H. Schrift de opteekening en ontwikkeling bevat? Zijne aanhaling van Paulus is zeer ongelukkig, hoewel uitgesproken op zeer hoogen toon.,, Si hebetiores sunt „isti, quam qui rationes percipiant, moveat eos D. Pauli auctoritas, qui „diserte pronunciat Rom. I. 19, 20, ad Dei cognitionem alias, praeter Ju„daïcam, gentes, naturae bonitate pervenisse." De bron van der Heidenen kennis aan God wordt daar niet gesteld in de voortreffelijkheid der menschelijke natuur, maar hierin dat God het hun heeft geopenbaard: ὁ Θεός αὐτοῖς ἐφανέρωσε. Wijttenbach zou geen Wijttenbach zijn geweest, zoo hij de ongewijde schijvers niet beter had verklaard dan hier het N. Testament.

2

دو

Nulle langue n'a pu être inventée. Les langues ont commencé, mais „la parole jamais." Le Maistre.

godsdienst, welke voor hout, steen of dier nederknielen doet; zoodat de ergste ontaarding van den heerlijksten oorsprong getuigt.

De heidensche godsdiensten zijn door den invloed der zonde ontstaan; de leugen is op de waarheid gevolgd. Het merk der eenheid van afkomst is in die godsdiensten zelve bewaard. De mijthologien bevatten grondwaarheden der Openbaring, door zonderlinge inkleeding bijna onkenbaar, van eenheid en verband, kracht en werking beroofd; maar zij getuigen van de waarheid, die aldus ten onder gehouden wordt. Een opperste Godheid; een booze geest; een toestand, eerst van regtheid en onschuld, daarna van ongehoorzaamheid en bederf; een Verlosser; een tijdperk van herstel; deze trekken zijn in het geheugen der volken geprent. De algemeenheid der offerhanden, het menschenslachten op het altaar 1, de boetedoening en pijniging welke de Bramijn zich oplegt, het is alles weêrklank van de openbaring dat Gods toorn rust op het menschengeslacht en door een bloedig offer, der menschelijke natuur deelachtig, moet worden verzoend. sche godsdiensten worde niet enkel op de donkere zijde, maar ook op de overgebleven, schoon verduisterde, waarheid gelet. Daardoor is elke godsdienst, in strijd met ongodsdienstigheid, de steun van Staat en zeden geweest, tot dat zij in de bijgeloovigheden der menigte, in de bedriegerijen der priesters, en in de redeneringen der wijsgeeren te niet ging.

In de val

Het is geen bewijs van historische kennis, wanneer duurzaamheid en uitbreiding van Mahomets leer als bedenking tegen het Christendom geldt. Wat in die leer voortreffelijk is, was uit de Openbaring ontleend; door christelijke bestanddeelen heeft het Islamisme verbazenden invloed in de wereldgeschiedenis gehad. Hoe meer waarheid bij de leugen, hoe meer kracht de leugen verkrijgt. Zoo een groot gedeelte der wereld zich aan het geloof van Mahomet onderwierp, het was omdat hij, midden in de verbastering van het Oosten, naar de Openbaring, wier wezenlijken inhoud hij miskende, eenigermate wedergekeerd was.

Hoe vreemd het aan sommigen klinke, zelfs het deïsme en atheïsme der vorige eeuw waren krachtig door leerstellingen,

„La plupart des religions anciennes ont institué des sacrinces hu,,mains, mais dans cette barbarie il y avait quelque chose de remarquable: „c'est le besoin d'une expiation solennelle." Mme de Stael.

over zedelijkheid, onsterfelijkheid, vrijheid, gelijkheid, waarvan het denkbeeld, onmiddelijk of middelijk, uit de Openbaring afgeleid was 1. Van middenpunt en levensbeginsel gescheurd, werden zij valsch en verderfelijk, terwijl zij, in behoorlijk verband tot hoogere waarheid, even heilzaam als onloochenbaar zijn. Door christelijke bestanddeelen hebben zij gezegevierd over een naamchristendom, dat door bijgeloof en verstandsaanbidding, door levenlooze regtzinnigheid en willekeurige verklaring, in de meeste landen even krachteloos als ontaard was.

Eenheid der godsdiensten is er, voor zoo ver een overgebleven sprank der waarheid het meest verbasterde aan den algemeenen oorsprong verbindt 2; ééne ware godsdienst is er; ééne religie,

دو

Bij de vergelijking van Christendom en antichristelijke wijsgeerte, vergeet men dikwijls dat al het goede en voortreffelijke, waarmede zij pronkt, niet slechts door de strekking, die zij er aan geeft, verderfelijk wordt, maar bovendien uit de Openbaring overgenomen of bekend is. De opmerking van Neander is juist: Die Ideen von allgemeinen Menschenrechte, „von allgemeiner Religions- und Gewissensfreiheit waren dem Alterthum „überhaupt ganz fremd; sie sind erst durch das Licht des Evangeliums of„fenbar worden." De filozofen der 18de eeuw hebben, wat zij meer dan Plato, Cicero en Plutarchus wisten, niet aan eigen meerderheid te danken gehad.

دو

• Efez. II, vs. 12. „Dewijl zij den Zoon niet hadden," zegt de kantteekening, „hadden zij ook den Vader niet:" Joh. V, vs. 23. - „On ne con„nait Dieu utilement que par Jésus-Christ; et ceux qui cherchent Dieu sans „Lui, tombent ou dans l'athéisme, ou dans le déisme, qui sont deux cho„ses que la religion Chrétienne abhorre presque également." Pascal. - Voor hen die van den invloed eener christelijke beschouwing op het Staats- en Volkenregt geen duidelijk begrip hebben gevormd, geef ik, aan het einde reeds dezer afdeeling, een merkwaardig voorbeeld. Wat heeft, zal menig schrandere zeggen, de erfzonde met het Staatsregt gemeen? zeer veel, antwoordt Art. 36 onzer Geloofsbelijdenis: God heeft, uit oorzake der ver„dorvenheyt des menschelicken geslachtes, Overheden verordend." - „Le péché ,,originel explique tout, et sans lui on n'explique rien." Le Maistre. Onmisbaarheid van wettig gezag rust op de algemeenheid van menschelijk bederf. Beschouw onzen aanleg als niet in Adam bedorven, dan is zij door de maatschappelijke instellingen ontaard. De gedachte ontstaat dat de Volkeren door betere Staatregelingen gelukkiger zullen zijn; de Overheden worden als voogden beschouwd, wier magt, naarmate verlichting en beschaving toenemen, allengskens verminderen en eenmaal ophouden moet; in vormen, niet in het wezen der zaak, in politieke kunstenarijen, niet in terugkeering tot godsdienst en zedelijkheid, wordt herstel gezocht; en, omdat men ééne bijbelsche hoofdwaarheid verwerpt, geraakt men in de dwaalbegrippen der sophisten en illuminaten, welke voor de europesche Staten doodelijk zijn geweest.

waardoor de verbroken band weder vastgeknoopt wordt, één Middelaar, één Naam gegeven om zalig te worden, één Christus, buiten wien men zonder God in de wereld leeft..

TWEEDE AFDEELING

Protestantisme...

De kracht van dit woord moet te meer uit een christelijk standpunt worden bepaald, dewijl het anders eene min juiste, en voor een blijvend veldteeken niet gepaste, uitdrukking is. Velen noemen zich, naar de letterlijke beteekenis met regt, Protestanten, welke met het christelijke protestantisme bijna niets gemeen hebben ; ongeloovigen of twijfelaars, die tegen de waarheden van het Christendom evenzeer protesteren als de protestantsche Christen tegen de dwalingen der roomsche kerk.

Het Protestantisme, grondslag der gezegende kerkhervorming, is het Christendom 1 in strijd tegen de onchristelijke begrippen, door welke Rome het oude en algemeene geloof verzaakt had ; maar in deze polemische taak werd te veel het éénig kenmerk gezocht, en zoo kon, toen het onvolledige der uitdrukking door een christelijken geest niet langer aangevuld werd, de onchristen, dewijl hij niet catholijk was, zich rangschikken onder de banier der protestantsche of, gelijk hij het verklaarde, enkel anti-roomschgezinde kerk. Dit zou niet zijn gebeurd, indien men in de onderscheidene afdeelingen der Protestanten aan het oorspronkelijke vereenigingspunt, vasthouding van het apostolische, waarlijk catholijke geloof, getrouw gebleven was. Ook de protestantsche kerken werden aan verbastering ten prooi, ondervonden den invloed van wetenschappelijk en praktisch ongeloof, van zedenbederf. Het rationalisme, dat geloofswaarheden van de toestemming der rede afhankelijk maakt; de neologie, welke den Bijbel in den vorm van anti-bijbelsche stelselen wringt, bragten

1, Nous le déclarons avec tous les réformateurs: le protestantisme, c'est „le christianisme, ni plus, ni moins, le christianisme ressuscité, mais ,, ressuscité absolument tel quel.. Tout ce qui tend à en faire autre chose, „le dénature; puisque cela l'éloigne d'autant du christianisme, c'est-à-dire, ,, de lui-même." Merle d'Aubigné. Het Christendom is het wezen der zaak; protesteren tegen al wat daaraan vijandig is, ook tegen Rome, het gevolg.

« PrécédentContinuer »