aan het gezag der kerk waarvan zij leden en dienaren zijn. Verklaring van onvoorwaardelijk geloof aan den Bijbel wordt van den Christen verlangd. Verklaring van gevoelens omtrent hoofdzakelijken inhoud van den Bijbel, is bij elk protestantsch kerkgenootschap, als onmisbaar vereischte, tot grondslag gelegd. Duizendmalen is gezegd en nagezegd dat het aannemen van formulieren in eene protestantsche kerk aan verloochening van haar beginselen gelijk is: 1 Wil men weten waarin de kracht ligt 1 Borger de Mysticismo, laat zich dus uit:,, Non is ego sum qui ejusmodi ,,librorum magnam posse utilitatem esse negem: sed haec nisi adsit exceptio: „quatenus cum Sacris Literis conveniant: aut ego fallor, aut nulla potest in ,, Theologiam capitalior pestis importari, quam horum librorum auctoritas." De hoogleeraar maakt geen onderscheid tusschen de vrijheid van den Christen en die der leden en leeraars van een kerkgenootschap; de laatsten zijn aan de formulieren gehouden, omdat zij die met Gods Woord overeenkomstig achten; ofschoon elk hunner, als Christen aan het voor zoo verre gedachtig, de bevoegdheid om het Kerkgenootschap te verlaten, behoudt. Het beweeren: ,,ista auctoritate, tamquam sopore oppressam, duo fere saecula dormivisse ,, Theologiam,” meen ik in twijfel te mogen trekken; het verflaauwen van christelijken ijver zou zich, ook zonder de formulieren, in dorre en koude regtzinnigheid hebben geopenbaard. Indien waarlijk door symbolische boeken de betamelijke vrijheid van onderzoek is belemmerd, het is dewijl men er somtijds als verbindend in heeft opgenomen ook dat waarover verscheidenheid van meening mag bestaan. Borger's uitspraak is, uit zijn standpunt, niet vreemd, zoo het inderdaad zijn gevoelen is: „ea Protes,,tantismi ratio est ut nusquam subsistendum putet, nullis terminis se ,, coerceri patiatur." Even bedenkelijk is: „ipsi Reformatores, dum liberi ,,esse et suo judicio uti volebant, Patribus se quodammodo mancipabant...; ,, constituti sunt libri symbolici ita ad illorum Patrum doctrinam accommo,,dati, ut ipsi eos scripsisse viderentur." Voorzeker waren de stellers der belijdenissen met de schriften van de voortreffelijkste kerkvaders, Augustinus, Bernardus en anderen, doorvoed, en het ware te wenschen dat men dit krachtige voedsel in lateren tijd minder ligtvaardig had versmaad; doch over 't algemeen dachten zij (Melanchthon, Calvijn, Guido de Bres en anderen) even als Luther het uitdrukt: Das Wort Gottes ist ueber alles ,, Göttliche; dessen Majestät ist mit mir, so dasz es mich nicht kümmert ob ,, tausend Augustinus, tausend Cyprianus gegen mich stehen. Gott kann دو دو nicht irren und nicht trügen; Augustinus und Cyprianus, wie alle Auser,, wählte, haben irren können, und haben geirrt." — Welke de aard en waarde der formulieren zij, is duidelijk en krachtig uit een gezet in de wederlegging der Gedachten van Prof. Hofstede de Groot door Mr. v. d. Kemp. Zulke gedachten doen nut, wanneer zulk eene wederlegging uitgelokt wordt. Bilderdijk schrijft: „Die der Kerk zijn gevoelen wil opdringen tegen de Confessie, deze is de ,, onverdraagzame, de dwinger, de intrusor, de schender der maatschappelijke ,,regten, de conscientie-gewelddoener." Vooral moet men niet willekeur voor zich zelven verlangen, terwijl men tegen anderen gestrenge handhaving van Synodale verordeningen begeert: tweederlei weegschaal is den Heere een gruwel. van dit argument? Eerst hebben de verschillende tegenstanders van het echte Protestantisme een leer van ongeloof en verwarring er van gemaakt; daarna in iedere beperking, zeer natuurlijk, tegenstrijdigheid met het gewrocht hunner inbeelding gezien. De Hervormers hebben zich niet tegen het verbindende eener kerkleer 1, maar tegen haar onafhankelijkheid van den Bijbel verklaard. Door het toetsen van hunne geloofsbelijdenissen aan den Bijbel niet meer te vergunnen, zouden zij inconsequent zijn geworden. Onvoorwaardelijk geloof aan de Heilige Schrift verpligt niet zich van opteekening der waarheden die men er in vindt, tot leus van een kerkgenootschap, te onthouden; maar wel om, ook eerlijkheidshalve, het genootschap te verlaten, tegen welks belijdenis men, op grond van Gods Woord, gewigtige zwarigheden heeft. Onvoorwaardelijk geloof aan de Openbaring is, zegt men, voor de protestantsche kerk, zonder verdere belijdenis, genoeg. Voor ieder op zich zelven voorzeker; een andere band zou, voor individueel onderzoek, slechts belemmering zijn, maar de zaak verandert als van een kerkgenootschap spraak is. De Bijbel! o, ja, daarmede is elk te vrede, omdat elk zijn geloof er in vindt. De neologie grondt zich ook op den Bijbel en behoudt de uitdrukkingen, terwijl zij onder elk woord eene andere beteekenis schuift. Ieder ketter heeft zijn letter; zelfs de Pausgezinde beweert dat 1 Zij hebben banden gewild. De belijdenissen waren verklaringen voor vijand en vriend. De verdraagzaamheid aan de zijde der Roomschen werd niet aan alle Protestanten, maar aan eene Confessie verleend. De Protestanten zelve bepaalden wat, in hun oog, bijbelsch en christelijk was, ook omdat zij, wel verre van onbepaalde verdraagzaamheid te verlangen, niets onchristelijks in hunne vereenigingen zouden hebben geduld. De aanmerking van Burke, is, in de hoofdzaak, ook op andere landen dan Engeland toepasselijk.,, Our predecessors in legislation were not so irrational (not to ,,say impious) as to form an operose ecclesiastical establishment, and even ,, to render the state itself in some degree subservient to it, when their reli„gion (if such it might be called) was nothing but a mere negation of some ,, other; without any positive idea either of doctrine, discipline, worship and morals, in the scheme which they professed themselves, and which they ,, imposed upon others, even under penalties and incapacities. No! No! وو دو De This never could have been done even by reasonable atheists." geschiedenis van de eerste tijden der nederlandsche protestantsche kerk is rijk in voorbeelden van evangelische verdraagzaamheid ook voor de Roomschen; zoo daarna ook hier te lande voorbeelden van het tegenovergestelde aangevoerd kunnen worden, het is grootendeels omdat vele Roomschen te dier tijde, niet ten onregte, als vijanden van den nieuweu Staat werden beschouwd. de onfeilbaarheid en het alvermogen van den Paus op den ondubbelzinnigen inhoud der bijbelsche schriften berust. Den Bijbel, zonder nadere verklaring, als éénig rigtsnoer voor eene kerk te verlangen, is miskenning van hetgeen de rede in het godsdienstige vermag. De Bijbel is onfeilbaar, het menschelijk verstand niet. Het oog van het verstand moet worden verlicht; anders kan het geen heldere spiegel der geloofswaarheden zijn. De Bijbel zal steeds op verschillende, op strijdige wijs worden verklaard. Zoo er in de kerk, in de maatschappij der geloovigen, geen geloofsbepаling is, bestaat er geen kerk; er zal, of volslagen verwarring, óf volslagen onderwerping aan het afwisselend gevoelen van geestelijken en geleerden, anarchie der meeningen of duizendhoofdig Pausdom ontstaan. De grondslag van de kerkhervorming althans is geenszins teugellooze vrijheid geweest. Zij heeft, met verbanning van gewetensdwang, de vrijheid der meeningen binnen den kring der grondwaarheden beperkt; eenheid en behoud, evenzeer als vrije beweging en ontwikkeling, gewild. Het Protestantisme is, zegt men, een leer van ongeloof, verwarring, werkeloosheid, opstand en slavernij. Een leer van ongeloof! - De Hervorming heeft den voortgang ook van het ongeloof gestuit. Te dikwijls wordt in haar, bij uitsluiting, de bestrijderes van het bijgeloof gezien '; men vergeet dat twijfelarij en godverloochening reeds ingeslopen, ja, vastgeworteld waren in de roomsche kerk. De Hervorming is een krach • „Le nouveau protestantisme se passe des lumières du St. Esprit; il ,,ignore ou feint d'ignorer les promesses de notre Dieu (par ex. Esaie, c. „42, v. 6. St. Luc. 11. v. 9, 12. St. Jean 14, v. 26, I Cor. 2, v. 9, 10,12, „14, 15); il appelle sans cesse les hommes à examiner, avec leur raison toute seule. „Il ne voit pas que la raison est un verre, il est vrai, avec lequel il faut ,,examiner, mais que ce verre est terni par le souffle du péché, et que, „pour voir bien par son moyen, il faut d'abord qu'il soit rendu clair, que „Dieu éclaire les yeux de votre esprit; c'est l'expression de l'Apôtre Paul." Merle d'Aubigné. „Il y a dans l'esprit humain deux forces très distinctes, l'une inspire „le besoin de croire, l'autre celui d'examiner. Le protestantisme et le ca,,tholicisme existent dans le coeur humain.". Weder eene uitspraak, gelijk niet zelden van Mme de Stael, meer schitterend dan juist. De behoefte om te onderzoeken is, bij de Protestanten, uit behoefte om te gelooven ontstaan. tige dam ook daartegen geweest. Wat latere tijden betreft, de geschiedenis, vooral van Frankrijk en Engeland, leert dat het opkomen der atheïstische wijsbegeerte tot den voorafgeganen invloed van het roomsch-catholijke in een niet onverklaarbaar verband staat. Het ongeloof heeft zich krachtig betoond waar de roomsche Kerk heerschend gebleven, of de evangelische geest der Hervorming in doode regtzinnigheid uitgebluscht was. Een leer van verwarring! Duizend secten, zegt men, stonden op, welke allen gelijkelijk zich beriepen op Gods Woord. Afwijkingen en ketterijen nemen evenmin de eenheid der protestantsche kerk weg, als de gevoelens van Arius en Socyn die van de roomsche kerk hebben vernietigd. Zij komen in de roomsche kerk minder aan het licht; dewijl deze, tegen openlijken wederstand gestreng, voor uiterlijke onderwerping eene rekkelijkheid en oogluiking gebruikt die de protestantsche niet kent. De Protestanten hebben, niet minder dan de Roomschen, geloofseenigheid verlangd. Onderwerping aan de belijdenis der Kerk, omdat zij bijbelsch, onderwerping aan den Bijbel, omdat deze goddelijk is. De eenheid moet hier in de verscheidenheid worden gezien. Het is niet moeijelijk eenheid en eenvormigheid te verkrijgen op roomschcatholijke wijs. Onvoorwaardelijke beslissing over het geloof wordt aan kerkvergaderingen of kerkvoogden overgelaten; wat twijfelachtig is en een punt van onderzoek behoorde te zijn, wordt, ter vermijding van oneenigheid, willekeurig bepaald. De Hervormers hebben geen eenheid gewild ten koste der waarheid, geen eenheid op grond van menschengezag. Er is verscheidenheid van inzigten over sommige vraagstukken geweest, doch ook overeenkomst en eenheid; het is vreemd dat menig bestrijder van het Protestantisme zoo scherp op verschil in bijzaken, zoo weinig op de verwonderlijke eenstemmigheid in de hoofdwaarheden let 1. Indien de waarde der verschilpunten niet dikwijls in de hitte des strijds te hoog was aangeslagen, er zou minder splitsing zijn ontstaan, en de Lutheranen en Calvinisten hadden misschien zeer wel in ééne 1 Dan moet het opstellen eener Histoire des Variations niet moeijelijk vallen. Er zou, voor een protestantschen Bossuet, ook in de roomsche Kerk overvloed aan bouwstoffen zijn. De overeenkomst der protestantsche Confessiën is weder een treffend bewijs dat men, bij ootmoedig onderzoek, door één Geest in ééne waarheid wordt geleid. evangelische Kerk vereenigd kunnen zijn. Wicleff, Huss, Luther, Zwinglius, Calvijn, Spener, Whitefield, Wesley predikten dezelfde leer. Volslagen bederf, verzoening in het bloed van Christus, noodzakelijkheid van bekeering en heiligmaking, het nietsbeteekenende van eigen geregtigheid; dezelfde leer in al wat de zaligheid raakt. Onderling, en met de geloovigen van alle tijden en kerkgenootschappen eensgezind, bouwden zij op het Evangelie en behoorden tot de algemeene christelijke kerk, aan geen tijd, of plaats, of kerkgenootschap verbonden, wier eenheid, van geen pausselijk bestuur, maar van Gods Woord en Geest afhankelijk, niet materieel, zoo als in de roomsche kerk, maar geestelijk is. Het Protestantisme is een leer die tot werkeloosheid, tot vadzigheid brengt. Waarop kan het zich beroemen? zie de roomsche kerk; zij heeft Europa met prachtige kerkgebouwen, gedenkteekens der voorvaderlijke godvrucht, met kloosters, bewaarplaatsen der wetenschap, met instellingen van menschlievendheid overdekt, een nieuw leven aan de schoone kunsten verleend, de gansche wereld door haar zendelingen uitgenoodigd tot deelneming in de Evangelieweldaad; haar invloed kan als de grondslag der europesche beschaving worden beschouwd. Dit is alleen de heldere zijde. De misbruiken in de kloosters, de wijs waarop de gelden voor christelijke tempels zamengebragt, de kunsten aangemoedigd, de bekeeringen, dikwijls te vuur en te zwaard, werden bewerkt, getuigen dat er ook een duistere kant is. De Roomsche kerk heeft eene veelzins nuttige en heilrijke bestemming vervuld, maar, gelijk zij nu bestaat, heeft zij althans geen uitsluitend regt op dezen roem. Dit loffelijke dagteekent van den tijd toen zij nog onverbasterd, toen er althans geene scheiding, geene roomsche kerk in tegenoverstelling der evangelische was. Zij heeft, ook in bedorven toestand, een prikkel tot dusgenaamde goede werken; elke levenlooze protestantsche kerk daarentegen sluimert op het geloof zonder de werken, op een valsch en ijdel geloof in. Maar de Hervorming heeft geen ijdel en onvruchtbaar geloof tot levensbeginsel gehad. Men vergelijke den toestand der zeden in Engeland, Schotland, de Nederlanden, vóór en na de zuivering der Kerk; men zie de grootheid en magt van zelfs geringe volken, waar de Hervorming gebloeid heeft; men vergete niet den ijver der protestantsche Christenwereld, in de |