Onvolledige begrippen omtrent de godsdienst hebben altijd eene onvolledige wijsbegeerte ten gevolge gehad. Alleen het Christendom kan de grondslag eener volkomen wijsbegeerte zijn. Het verband van godsdienst en wijsbegeerte ligt in den aard der zaak en is in alle tijden erkend. De hoogste wijsbegeerte is de kennis van God; dáár is de wortel en het levensbeginsel. 1 De wijsbegeerte is de hoogste wetenschap; zij houdt zich bezig met het wezen der dingen; hoe zou ze niet tot het hoogste Wezen opleiden en van de kennis aan dat Wezen afgedaald zijn? De Heilige Schrift leert dat de kennis en vreeze Gods, gelijk Hij zich in Christus heeft geopenbaard, het beginsel is van alle wijsheid. Er werd een langdurig tijdperk van ongeloof vereischt, eer somtijds opregte en ijverige belijdenis van het Evangelie zich met afscheiding van Christendom en wijsbegeerte vereenigen kon. Dezelfde erkentenis had bij de heidensche volkeren plaats. Hoe hooger men in de geschiedenis opklimt, hoe naauwer de vereeniging tusschen godsdienst en wijsbegeerte wordt. Later ontstaat allengskens strijd tusschen het volksgeloof, dat de oorspronkelijke waarheden telkens meer verbastert, en het geloof des wijsgeers, die in dit bedorven overschot der waarheid geene bevrediging voelt; doch ook dan rust de wijsbegeerte op de denkbeelden die de wijsgeer zich van God vormt, zij is zijn geloof, zijne godsdienst geworden. Er is eene zoogenaamde wijsgeerte, die zich tegen alle stellige geloofswaarheden verzet, ja met godverzaken begint; doch, ook in dit begin ligt het bewijs dat godsdienst en wijsbegeerte onafscheidelijk zijn. Den mensch hebben de atheisten vergood; deze is hun middenpunt, zij hebben den afgod geplaatst op den zetel, die aan het Hoogste Wezen werd ontzegd. Zij hebben het nietbestaan der bovenzinnelijke wereld ten grondslage hunner leerstellingen gelegd; genoodzaakt hun ongeloof op den voorgrond te stellen, hebben zij aldus, tegen wil en dank, de plaats aangewezen die aan de godsdienst behoort. 1 Zoo de wijsbegeerte het merk der godsdienstbegrippen draagt ,, Philosophia" schrijft Cicero ,, nos ad Deorum cultum erudivit." Neen, de wijsbegeerte heeft niet naar de Godsdienst, maar deze naar de wijsbegeerte geleid. Waar is, ook van den diepzinnigsten wijsgeer, wat Heeren van de natiën zegt: Nie gab es oder kann es ein Volk geben, dessen ,, Religiosität erst die Frucht einer höhern Philosophie wäre. " در en hún uitvloeisel is, dan moet gebrekkige godsdienst moeder van gebrekkige wijsbegeerte zijn. Alle wijsgeerige stelsels, buiten de christelijke wijsbegeerte, zijn valsch en onvolledig geweest. Deze ongenoegzaamheid, de verbastering en het gemis der hoogste waarheid, hebben zich in gedurigen en noodzakelijken strijd van halve waarheden, van onvereenigbare uitersten geopenbaard, wier eenheid en harmonie enkel in het licht des Evangelies duidelijk wordt. Onder de oude Volken kunnen wij volstaan met de Grieken, aan wie boven allen de voorrang toegekend wordt. Veel, zeer veel voortreffelijks hebben hunne wijsgeeren omtrent de gewigtigste onderwerpen geleerd! doch hierin moet hooger licht worden herkend. Groot is de invloed van mijthen en mijsteriën, zoo der Grieken zelve als van andere, ook oostersche volken geweest: de verdiensten der wijsbegeerte hebben meer in terugvinden dan in uitvinden bestaan; meer in hetgeen zij, door overlevering geholpen, van afgoderij en bijgeloof heeft gezuiverd, dan in hetgeen zij door eigen redenering heeft betoogd. Bovendien, zij mist helderheid, zuiverheid, volledigheid, zekerheid 1; ja veel meer nog dan dit; want het Christendom is meer dan verduidelijking, zuivering, toevoegsel en bevestiging der heidensche filozofie. Wat haar ook omtrent God en mensch, het eindige en oneindige, bekend zij, zé heeft geen toets of grondslag voor zedekunde of • Geen wijsgeer der Grieken die Plato overtreft; zien wij dus in hem hoeveel en hoe weinig de wijsgeer vermag. Zijne filozofie is bij Le Maistre la préface humaine de l'Évangile," bij Fr. v. Schlegel,,, die wissenschaftliche Einleitung in die christliche Offenbarung." Immers gaat zij van God uit, spoort, in de overleveringen der volken en de geheimen der priesters, de trekken der geopenbaarde waarheden op, en geeft het gevoel van behoeften die alleen het Christendom vervult. Aldus is de heidensche wijsbegeerte voor velen, gelijk Clemens Alexandrinus het noemt, een trap naar het Christendom geworden; doch, hoe uitmuntend en heerlijk en inhoud èn strekking én vorm zij van Plato's geschriften, ook daar blijkt welk een onderscheid er bestaat tusschen eens menschen woord en het Woord van Hem die uit den Hemel nedergedaald is. God is de maatstaf van alles, niet de mensch; deze uitspraak is het schild waarop elke giftige pijl, zoowel der toenmalige sophisten, als der nog erger sophistenteelt van onze tijden afstuit; doch, waar Christus onbekend is, wordt ook God niet gekend. Er moet naar Godegelijkheid worden gestreefd; maar schrijft Le Maistre: „il ,, ne s'agit pas de parler de l'amour de Dieu; il s'agit de l'avoir; il s'agit même de l'inspirer aux autres. Et voilà ce qu'a fait le christianisme, et voilà ce que jamais la philosophie n'a fait, ne fera, ni ne peut faire;" omdat zij noch de goddelijke waarheid, noch ook de goddelijke kracht bezit welke aan die waarheid ingang verschaft. دو دو geloofsleer. Getuige van het aanzijn en de algemeenheid van het kwaad, kent zij oorsprong en geneesmiddel niet. Zij gevoelt tusschen Schepper en schepsel afval en scheiding, maar heeft geen Middelaar door wien alleen die kennis waarde verkrijgt. 1 Daarom • De gunstige zijde der grieksche en romeinsche oudheid wordt te zeer bij uitsluiting getoond; bijgeloof, wreedheid, zedenbederf in de schaduw gesteld. Bij de vermelding van groote verrigtingen wordt meer op den uitwendigen glans dan op het verborgen beginsel gelet. V. Alphen schrijft: „Groot zijn de verdiensten der classische geleerdheid; maar het is te ver,, wonderen en te beklagen dat men ze somtijds zoodanig ziet opheffen, als دو of men, om den dood gerustelijk te gemoet te treden en eene zalige ,, eeuwigheid in te gaan, niet meer noodig had dan de schriften van Grieken ,, en Romeinen te overdenken, zich in het zedelijke naar hunne voorschriften ,, te vormen, en van die oefening alles voor zich te verwachten." Zoodanig schijnt de meening, helaas! ook van den beroemden Wyttenbach te zijn geweest:,, Illa naturae facilitas et εὐχολία, quae Ruhnkenio fons morum ,, actionumque exstitit, eadem ei et εὐθυμίας, et εὐγηρίας, et εὐθανασίας vel adjutrix, vel effectrix fuit." Ongelukkig wie, aan de bron der oude wijsbegeerte gelaafd, hieraan genoeg meent te hebben. Slaan wij Cicero op. De boeken de Finibus handelen over het hoogste goed. Welnu, wat is het? deugd of zinnelijk genot; het eerste, onbereikbaar; het laatste, waardig doel alleen van die filozofie welke het leven als gastmaal en de onsterfelijkheid als herssenschim beschouwt. De Tusculanae Quaestiones bevatten vele hulpmiddelen tegen smart, droefheid en hartstogten, vele redenen waarom de wijsgeer, zoo het heet, geen schrik voor den koning der verschrikkingen. gevoelt. Vergelijk ze met het Evangelie; het is als of men de kunstenarijen der toovenaars van Egypte met Mozes goddelijke kracht vergelijkt. De staatsminister v. Stein (in de vertrouwelijke brieven welke de heer von Gagern, zonderling genoeg! zoodra zijn vriend den adem uitgeblazen had, gemeend heeft in het licht te mogen zenden) roept in verbazing uit:,, Bei der Erwartung des Heimgangs nehmen Sie den Cicero de natura deorum zur Hand! Könnte Ihnen der Schüler der Griechischen Weltweisen, der ,, Römische Staatsman, denn mehr sagen von dem Lande das Ihnen entge,,„genwinkte, als der Gekreuzigte und Auferstandene, durch dessen Gnade „allein wir gerettet werden? Was würden Sie von einem Reisiger sagen, „der, um die Welt zu umsegeln und um die Nortwestpassage auf zu suchen, ,, alle neuere geographische Hülfsmittel zu Hause liesze?" Eenzijdige geestdrift voor de oudheid heeft reeds vroeg nadeel gesticht. Door de Hervorming is zij getemperd, zóó lang de geest der Hervorming levendig was; ook in onze tijden ziet, menigeen, door de voortreffelijkheid van antieke vormen bekoord, de meerderheid eener echt-christelijke wijsbegeerte en beschaving voorbij. Houden wij ons liever aan den raad van een der dapperste helden en voortreffelijkste Vorsten, van Gustavus Wasa, aan zijnen zoon. Es ist gut dasz du gern die Schriften der Alten liesest und siehst ,, wie die Welt in jenen Zeiten ist regiert worden; allein setze solche „Schriften nicht vor Gottes Wort. In diesem befindet sich die rechte Un,, terweisung, hier lernt man die vernünftigste Sittenlehre und die beste ,, Regierungskunst." دو دو lag er in de grieksche wijsbegeerte, hoewel zij een tijdperk van ongemeenen bloei heeft gehad, een kiem van bederf; zij ontaardde in ijdele redeneringen en volslagen twijfelarij, en moest, daar zij het volksgeloof aantastte, en eindelijk slechts in dwaze zelfverheffing of lage opvolging van driften en lusten bestond, onder de meest werkzame oorzaken van den val der Staten worden geteld. ' Wat de tijden van het Christendom betreft, menig wijsgeer en Christen is evenwel geen Christen-wijsgeer geweest. Het onderzoek werd te zeer buiten verband tot de christelijke waarheid gesteld; daarom bleef de leer gebrekkig; ook aan velen die, door kennis aan het Evangelie, de geniën der Oudheid voorbij hebben gestreefd. Velen hebben zich, schoon zij geene Christenen waren, wijsgeeren genoemd; in de overige eeuw scheen verwerping en bestrijding van het Evangelie eigenschap van den wijsgeer. Doch toen is de zoogenaamde filozofie verderfelijk geweest, en, had zij niet evangelische waarheden verkleed in filozofisch gewaad, haar verwerpelijkheid zou aan menigeen, die nu medegesleept werd, in het oog zijn gevallen. Doch wat hebben zelfs die betere bestanddeelen gebaat, ondergeschikt aan een antichristelijk beginsel! Men verwondert zich, niet ten onregte, dat de oude wijsgeeren, zonder het Evangelie, zoo hoogen trap van kennis hebben bereikt; ten minste even verwonderlijk is het dat nieuweren, van het Evangelielicht, hunnes ondanks, bestraald, zoo laag zijn gevallen. Afbreken zonder opbouwen, of opbouwen wat terstond weder verdwijnt, onzekerheid brengen in de wetenschap, onrust en vertwijfeling in het gemoed, dit is het wat de antichristelijke of onchristelijke wijsbegeerte der nieuwere tijden onderscheidt. Onder de voornaamste oorzaken van het zinken van Griekenland noemt Heeren, die Entheiligung der Volksreligion. Es wäre vergeblich es leugnen ,,zu wollen, dasz die Untersuchungen der Philosophen daran einen groszen ,, Antheil hatten; wie sehr auch die Bessern unter ihnen sich bemüheten ,, dieses zu verstecken." *) Verachters der Openbaring ontleenen uit de Openbaring hun kracht. Treffend is de opmerking van La Mennais, waar hij Celsus met Rousseau vergelijkt.,, L'extrême supériorité de celui-ci, les hautes idées sur Dieu, sur sa providence et sur sa justice, sur notre nature, nos devoirs, nos des,,tinées, que l'auteur d'Émile mêle à ses erreurs, idées inconnues aux anciens et purement chrétiennes, montrent quel espace immense le Christianisme avait fait parcourir à l'esprit humain, pendant les siècles qui séparent دو دو دو les premiers adversaires de notre doctrine du sophiste genevois. " De geschiedenis der wijsbegeerte, buiten bet Christendom, levert een strijd van gevoelens, uit wier onverzoenlijkheid blijkt hoe weinig de rede, zonder de Openbaring, vermag. Zondere hooger hulp, ligt de hoogste eenheid niet onder ons bereik. De mensch, aan zich zelven overgelaten, ziet een gedeelte der waarheid waarvan hij de wederhelft niet kent; uitsluitend aan hetgeen hij verkregen heeft, gehecht, maakt hij er een wezenlijk wanbegrip van. Strijd van verstand en gevoel. De harmonische werking wordt door hooger beginsel van eenheid hersteld; maar, zoolang dit geen plaats vindt, zijn deze krachten tegen elkander gerigt; de eene wint, waar de andere verliest; de eene schaal rijst, wanneer de andere valt. 1 Strijd tusschen hen door wie alles aan twijfel onderhevig en hen door wie alles voor bewijs vatbaar gekeurd wordt. De een beseft, en te regt, dat hij gewisheid behoeft; doch hij zoekt ze in de toestemming van het verstand, en, terwijl hij betoog van elke waarheid verlangt, put hij zich in kunstige bewijsredenen uit. De ander, ziende dat het verstand niet minder dan de zintuigen het merk van onbedriegelijkheid mist en dat dikwerf de poging tot betoog het onvermogen om te betoogen verraadt, besluit dat er geenerlei zekerheid is. * De mensch is aan de geestelijke en aan de stoffelijke wereld verwant. Geen menschelijke redenering leert hoe geest en stof vereenigd in hem zijn; de wijsgeer heeft zich bij voorkeur aan het eene of aan het andere bestanddeel gehecht, zoodat men of het stof vergeestelijkt, óf den geest verstoffelijkt heeft. Spiritualisme en materialisme ontstond. 3 ود دو 1 ,, Facultatum cogitandi et sentiendi ea est necessitudo ut alterius vis ac robur eo magis imminuatur ac debilitetur, quo magis alterius augeatur ac confirmetur." Borger. 2 Ancillon schrijft: „Le dogmatisme et le pyrrhonisme se ressemblent et ,, se rencontrent dans un point, c'est dans l'abus qu'ils font l'un et l'autre du raisonnement. On commence par le dogmatisme. Le pyrrhonisme prend ,, sa place. On finit par essayer de se reposer dans le scepticisme, mais on ,,y repose mal, parce qu'on flotte en l'air; et après tous ces essais, on ne ود trouve de point d'appui que dans la foi philosophique." Voorzeker, mits men deze in verband tot „la foi chrétienne" versta. 3,, Aristoteles war der gerade Gegensatz Platons, und konnte sich auf دو ,, keine Weise in die Ideen und Vernunfterkenntnisse desselben finden. Er دو hielt sich also ganz allein an die Erfahrung und den Verstand, und glaubte |