VIERDE HOOFDSTUK. GESCHIEDENIS. Dit hoofdstuk bevat twee deelen, waarvan het eerste aan het verband van Openbaring en Historie, het andere aan dat van geschiedenis en wijsbegeerte, in betrekking tot Staats- en Volkenregt, gewijd is. EERSTE AFDEELING. Openbaring en Geschiedenis. Het doel dezer afdeeling is te betoogen dat IN DE VERZOENING DOOR CHRISTUS het middenpunt der wereldgeschiedenis ligt. Laat ons hiertoe nagaan, eerst, wat de geschiedenis zonder het Christendom wordt, daarna, wat zij in het Evangelielicht is. De onchristelijke beschouwing der geschiedenis heeft nooit bevredigd; doch er is tusschen de denkbeelden der heidensche volken en die eener ongeloovige wijsbegeerte, ten voordeele der heidenen, een gewigtig verschil. In hun denkwijs is veel waardoor men opgebeurd wordt. Zij waren steeds van den invloed der Goden op den gang der gebeurtenissen overtuigd. Zij geloofden aan persoonlijke godheden, aan strafgerigten over vorsten en volken, en die godsdienstige zin, onmiskenbaar bij beschaving of ruwheid, is, wat Grieken en Romeinen betreft, in de meeste en heerlijkste hunner geschriften rijke bron van treffende opmerkingen geweest. Evenwel ook bij hen deed het gebrekkige van onbestemde begrippen omtrent cene Voorzienigheid zich niet zelden gevoelen; de hoop moest somtijds. ontvallen, terwijl bij de gedachte aan menige vraag waarop de Hemel geen antwoord verleent, moedeloosheid, beklag en vertwijfeling ontstond. * Veel erger was het, toen onchristelijkheid der beschouwing gevolg der verloochening van het Christendom werd. Met het geloof aan den God der Openbaring ging het geloof ook van den heiden, het geloof ook aan eene persoonlijke godheid, te niet. Het christelijke werd bijna niet meer als historisch bestanddeel erkend. Waar het ziel van vrede en krijg, karaktertrek van beroemde personen was geweest, werden gebeurtenissen en daden uit ondergeschikte oorzaken en drijfveeren verklaard. Een historisch Hoedanige men bij Homerus en Herodotus in menigte vindt. De beroemde Creuzer toont hoe het gansche werk van Herodotus door zijne religiösen Weltansicht bezield is. In Pindarus en de treurspeldichters zijn overal soortgelijke gedachten. Om van de vereering der Goden in het algemeen niet te spreken, de gedurige raadpleging van de Orakels is blijk der overtuiging dat de lotgevallen van personen en volken in den Hemel worden bepaald; hoe zou die overtuiging op dichters en redenaars, en vooral op den historieschrijver geen invloed gehad hebben! Diodorus Siculus heeft dezen laatsten, dewijl de leiding der Godheid door aandachtige overdenking der geschiedenis aan het licht gebragt wordt, dienaar van de goddelijke Voorzienigheid genoemd. Prediker van het Evangelie is hij voor den Christen. Had Borger in zijne rede de Historiae doctore dit oogpunt gekozen, de geest der tijden waarin hij sprak, zou er niet op eenigzins bedroevende wijs in uitgedrukt zijn. 2 De triumf der boozen; de ondergang van volken, die voor heerlijker toekomst schenen te bloeijen; het aanwezen van het kwaad dat, in natuur en geschiedenis, zoo menigen twijfel aan een weldadig Opperbestuur doet ontstaan; deze en vele andere raadselen konden niet worden verklaard. De dichter Claudianus vermeldt dat de val eenes mans, die Goden zoowel als menschen lang had getrotseerd, hem weder in het geloof aan eene Voorzienigheid had bevestigd,,, absolvitque Deos;" zoolang dit geloof van de straf des boosdoeners hier op aarde afhankelijk is, rust het op wankelbaren grond. De waarheid, God regeert, moest wel, met de verbastering der Openbaring, soortgelijke verbastering ondergaan. Nu eens zag men een ijzeren Noodlot, niet te veranderen, niet te verbidden; dan weder strijd van goed en kwaad, als van twee onafhankelijke beginsels; en indien, bij zooveel aanleiding om ongeloovig te zijn, het geloof aan eene beschermende Voorzienigheid vastgehouden wierd, de aard en voorwaarden der bescherming bleven onbekend; niet meer dan hoop en vermoeden kon zijn, wat bij den Christen verzekerdheid is. 5 Eén voorbeeld, genomen in de schriften van iemand die niet onder deisme, geheel verschillend van den godsdienstigen zin der Ouden, werd op den voorgrond gesteld. Doch wat is en vermag de Godheid van den deïst; denkbeeldig wezen, speling van het vernuft, willekeurig voortbrengsel van het menschelijk brein, ijdel als de ijdelheid zelf? zoodanig eigendunkelijk geloof lost de raadsels noch van eigen bestaan, noch van de wereldgeschiedenis op; de rust welke, bij een blik op den loop der eeuwen, daaruit ont de vijanden van het Christendom behoort. Europa is aan het Evangelie de meerderheid verschuldigd die het boven andere werelddeelen bezit. Eer het door de Evangelieprediking beschaafd werd, was het door ontoegankelijke bosschen overdekt en door barbaarsche horden bewoond. Doch hoe wordt deze europésche meerderheid door Heeren verklaard? wat hem boven alles treft, wat hij voor de voornaamste oorzaak van geestelijken en zedelijken voorrang schijnt te houden, is onze witte kleur. Europa hat und hatte keine andere einheimische Bewohner als weisze Völker," die witgekleurde volken zijn waarschijnlijk met hooger aanleg bedeeld. Om een stelsel vol te houden, waarin de reden van het verschijnsel in den physieken toestand van Europa gezocht wordt, beschouwt hij dikwerf als voortbrengsel van européschen grond, wat in geest en oorsprong veeleer tot Azie behoort. Europa is door Azie beschaafd; de grieksche ontwikkeling is grootendeels oostersch geweest; de kunsten en wetenschappen hebben, vergeten in Europa, onder de heerschappij der Arabieren gebloeid, en, zoolang de christelijke meerderheid niet wordt gevoeld en gewaardeerd, zou de bewoner van het Oosten, die van dergelijke betoogen hoort, zonder moeite een contrasterend tafereel kunnen vormen. Europa is door het Evangelie gevormd; heerschappij en beschaving zouden ontvallen, zoo dit naar een ander werelddeel wierd overgebragt; het ware billijk, terwijl men zooveel hecht aan blankheid der kleur, den invloed van het Christendom niet te verzwijgen. De omwenteling van 1688 had ongetwijfeld een protestantsch karakter; evenwel Hallam ziet dezen hoofdtrek voorbij, wil naauwelijks hooren van the danger of the Anglican church ,, from the bigotry of a hostile religion," en verkiest in die gebeurtenissen een triumf der hedendaagsche liberale of constitutionele beginsels te aanschouwen. Was er één strijd om het Evangelie, het is de wederstand der Nederlanders geweest; men heeft er een strijd om privilegien van gemaakt. Opoffering voor het Christendom schijnt buiten de voorstelling der onchristelijke historie-beschouwing te liggen; de groote mannen, welke men niet in dweepers kon herscheppen, werden bedriegers of schrandere staatslieden, die zich van de begrippen hunnes tijds met behendigheid hebben bediend. Zoo kon men in vader Willem, in Gustaaf Adolf, eerzuchtige en staatkundige guichelaars zien. Wanneer vertrouwelijke brieven des eersten eenmaal aan het licht mogten gebragt kunnen worden, zal ontkenning van christelijken zin moeijelijk vallen. ,Welch ein widerlicher Anblick, das ,, Bild groszer Begebenheiten und Karaktere im Organ eines kurzsichtigen Menschen entworfen, besonders wenn er sich noch Gewalt anthut Verstand zu haben, und diesen etwa darein setzt, die Grösze der Zeiten und Völker nach beschränkten Ansichten zu schätzen und überhaupt einen so viel möglich gemeinen Maasstab an alles Erhabene zu legen." Schelling. رو staat, is, niet minder dan de gewetensrust welke men uit soortgelijke leerstellingen ontleent, op valschen grondslag gebouwd. Er is nog iets dat de onvoldaanheid van den deïst vermeerdert, in vergelijking met die van een godsdienstigen heiden. Deze zag doorgaans bij uitsluiting op den heiligen geboortegrond; het Evangelie heeft boven de zelfzuchtige vaderlandsliefde een christelijk wereldburgerschap gesteld. De wijsbegeerte, terwijl zij het Evangelie verwierp, heeft, gelijk menige andere lichtstraal, ook dit denkbeeld van cosmopolitisme bewaard. De ongeloovige in de nieuwere tijden heeft, én door den overvloed der latere gebeurtenissen, én om de mindere bekrom penheid zijner inzigten, ruimer veld te overzien; even daarom moet hij te meer met een onbeschrijflijk gevoel van weemoed en vertwijfeling worden vervuld, wanneer hij, door alle historie-tijdperken heen, slechts gedaantewisselingen, zonder orde, doel of zamenhang, aanschouwt. Inderdaad, het is ondragelijk in de wereldgeschiedenis een tooneel van louter wanorde en verwoesting te zien. Zij was dit door het ongeloof geworden; nu moest, daar God verworpen was, een afgod worden opgerigt. De onderstelling, het vermoeden, er "zal toch wel een doorloopend plan der Voorzienigheid zijn," was, vooral nu het bestaan zelf van een Hooger Wezen enkel op redenering en kunstmatig betoog werd gevestigd, ongenoegzaam. 1 Er werd in dat onzamenhangend, in dat chaotisch geheel een zigtbaar beginsel van orde en eenheid verlangd. Aldus ontstond, als vrucht der vertwijfeling van het ongeloof, het stelsel der perfectibiliteit. De menschheid, allengskens ontwikkeld en beschaafd, streeft, langs omwegen, naar eene volkomenheid, die eenmaal, om haar volmaakbaren aanleg, zal worden bereikt. Zoodanig is de haven waarin de geslingerde historie-beschouwer aanlandt. Een stelsel dat, langen tijd geliefkoosd en opgevijzeld, even antihistorisch als antichristelijk is. Weinig bevrediging geeft het, wanneer J. von Muller, meer dan vele anderen vatbaar voor godsdienstige indrukken, aan het einde zijner Algemeene Geschiedenis, volken, vorsten, staatsmannen, veldheeren, dus aanspreekt:,,Wer waret ihr? Werkzeuge, Räder waret ihr, durch deren in einander greifendes Maschinenwerk der Unsichtbare den mystischen Wagen ,, der Weltregierung, unter unaufhorlichem Geprassel, Geschrey und Schnattern, über den Ocean der Zeiten fortgeleitet hat.". De volmaking van den mensch kan, volgens den Bijbel, nooit in beschaving en ontwikkeling bestaan. Ontwikkeling onderstelt onbedorven kiem; het Christendom leert algemeen zedenbederf. Beschaven onderstelt gebrek aan verfijning en uiterlijken glans, en dat de ruwe diamant enkel slijping behoeft; het Christendom leert dat de mensch zich geheel onder de heerschappij der zonde bevindt, en dat beschaving, wanneer niet gemoedsverandering voorafgaat, slechts vernis over het kwaad, bepleistering der graven kan zijn. Volmaakbaarheid doet de volmaaktheid in verhooging van het aanwezige bestaan: de Openbaring toont dat de mensch niets uit zich zelven ten goede vermag; dat er een nieuw beginsel, wedergeboorte, wordt vereischt; dat in de slavernij der zonde de noodzakelijkheid eener verlossing door hooger kracht opgesloten ligt. Volmaking van het menschengeslacht, vooruitstreven van de menschheid, als ware het, in massa, is in de Openbaring onbekend. Deze toont verschil, tegenstrijdigheid van bestemming; ge دو وو وو De Bijbel eischt wedergeboorte; „, het afleggen van den ouden mensch, die verdorven wordt door de begeerlijkheden der verleiding, het aandoen van den nieuwen mensch, die naar God geschapen is, in ware regtvaardigheid en ,, heiligheid." Joh. 3, v. 3. Efez. 4, v. 22 en 24. De Bijbel maakt van den Heilige Geest en een goddelijk beginsel gewag; de mensch is voldaan, zoo slechts volmaakt worde wat menschelijk is. Nach der christlichen Lehre , ist das Ziel des Christen in das Ebenbild Gottes, in das Bild Christi verklärt zu werden. In der neueren Zeit ist von einem rein menschlichen ,, Standpunkt, vom Standpunkte der Humanität die Rede, zu welchem der Mensch herangebildet werden soll. Meinte man mit dem rein Menschlichen das urbildlich-ideal-Menschliche, so wäre dieses ganz richtig, allein man versteht darunter das blos Menschliche, und setzt sich dabei den Anforderungen, die das Evangelium an den Menschen macht, entgegen, indem man sie für überspannt erklärt." Ev. Kirchen-Zeitung. Zoo de volkomenheid door den mensch, zonder vernieuwing, kan worden bereikt, moet men hun gelijk geven, die in de zonde begin en voorwaarde der ontwikkeling zien. Dit schijnt de meening ook van Ancillon:,, L'espèce humaine a commencé par l'ignorance du bien et du mal, qui ressemble ,, beaucoup à l'innocence. Son premier état a été un état d'enveloppement, d'où elle sort par un développement graduel." Schlegel (en hier wordt de zuurdeessem van het roomsch-catholicisme herkend) laat zich dus uit: die Idee von der Perfektibilität, als Anlage und mögliche Disposition, enthält unlaügbar viel wahres, nur dasz ihr alsdann eine wenigstens eben so grosze Corruptibilität zur Seite steht. Meer schriftuurlijk is omtrent de geheele verdorvenheid de belijdenis der Hervormde kerk: Nous reconnaissons sincèrement que nous sommes de misérables pécheurs, conçus et nés dans ,, l'iniquité et dans la corruption, enclins au mal, incapables, par nous-mêmes, de faire aucun bien." Geen volmaakbaarheid des menschen dan in Jezus Christus. وو دو دو دو |